In "Dicht bij het einde” staan UMC’ers Ginette Hesselmann, Bas de Vries en Jesse Gruiters samen met collega’s stil bij een ongemakkelijk onderwerp: de dood. Hoe verhouden zorgprofessionals zich in hun werk tot het levenseinde? In het tweede interview is oncologieverpleegkundige Leny Stokking (1956) aan het woord. Leny werkte tot dit jaar op de afdeling medische oncologie en was daarvoor onder andere werkzaam als verpleegkundige in het Wilhelmina Kinderziekenhuis.
Wanneer kwam jij de dood voor het eerst tegen?
“Een verhaal uit het kinderziekenhuis ben ik nooit vergeten. Ik weet zelfs de naam van het overleden kind nog. Hij was denk ik een maand of acht. We vonden hem in de nacht, gestikt in zijn laken. Het was echt verschrikkelijk.”
“We waren als verpleegkundigen nog zo jong. Toen we het kind vonden, wisten we niet goed wat we moesten doen. Ik vond het eng en ongemakkelijk. Ik weet nog dat de ouders de nauwelijks verlichte gang van de afdeling op kwamen lopen. Ze waren heel erg berustend. Ik vond dat zo indrukwekkend.”
“We zijn met heel het team naar de begrafenis geweest. Toen was dat nog een gewoonte in het kinderziekenhuis. De rouwdienst vond plaats bij het gezin thuis. Ik zie het nog zo voor me. Eenmaal aangekomen werden gelijk door de ouders meegenomen. We gingen de trap op, naar zijn kinderkamer. Het overleden kind lag in een rieten mandje. Ik herinner me nog dat de ouders zeiden: “Kijk dan, hoe mooi hij is”.
“Weet je, ik vond het helemaal niet mooi. Sterker nog: eigenlijk wilde ik het liefst zo snel mogelijk weg uit de kleine kinderkamer. Zo’n beweegloos kindje in een klein rieten mandje. Bij mij overheerste het gevoel: dit hoort niet, een kind hoort niet dood te gaan.”
Je zei net dat je je ongemakkelijk voelde. Werd er in jouw opleiding eigenlijk aandacht besteed aan de omgang met de dood?
“Nee, in onze tijd leerden we in de opleiding heel weinig over de omgang met het levenseinde. Het is natuurlijk ook lang geleden. Het was een hele andere cultuur. Over de dood werd amper gesproken. Kanker werd nog aangeduid als “de gevreesde ziekte”.
We kregen een les van een dominee. Of eigenlijk was het meer een gesprek. In grote lijnen werd er verteld over het stervensproces, maar niet wat je als verpleegkundige moest doen of hoe je een patiënt of familie kan begeleiden.
Je werd er als leerling ook een beetje van weggehouden. Hoe het palliatief team nu met mensen praat over de laatste periode van een leven: dat was toen allemaal nog niet gewoon.”
Toch weet ik dat je veel mensen tot troost bent geweest in hun laatste weken, dagen en uren. Kun je vertellen hoe je dat doet?
“Het heeft best lang geduurd voordat ik met mensen zo durfde te praten over het stervensproces, al blijft het altijd ook zoeken en aftasten. Het is ook wel per situatie verschillend. Wat kunnen mensen aan? Daarom is het ongelofelijk belangrijk dat je de mensen goed kent.”
“Soms leg ik ook wel basale dingen over het sterven uit. Zo zeg ik bijvoorbeeld vaak tegen mensen dat ze van het overlijden vaak niet veel meer merken. Op een gegeven moment is het lichaam gewoon op. Je hart geeft het op, je ademhaling stopt, je lever stopt ermee. Je bent dan niet meer bij, dan ben je al ver weg.”
“Heel veel mensen zijn bang om te stikken. Ik weet nog goed dat een kinderdokter tegen me vertelde: mensen stikken eigenlijk bijna nooit, want als mensen zo benauwd worden, zijn ze vaak niet meer bij bewustzijn.”
“Ik probeer meestal het gesprek aan te gaan, hoe moeilijk ook. Nu kan ik rustig aan stervende mensen vragen: bent u bang om dood te gaan, wat houdt u nog tegen? Ik durf ook tegen stervende mensen te zeggen: ‘laat maar los, uw dochter is er.’ Tenminste, als je weet dat mensen op het punt zijn dat ze elkaar kunnen loslaten. Ik geloof er ook heilig in dat mensen, ook zal zijn ze al ver weg, nog horen wat je zegt. Of ja, ik weet het natuurlijk niet, maar ik wil geloven dat het zo is.”
Zijn er mensen geweest die jou hebben geleerd hoe je om moet gaan met het levenseinde? Je noemde al even een kinderarts.
“Op mijn eerste afdeling hadden we een hele bijzondere hoofdzuster. Ze is echt mijn voorbeeld geweest. Ze was heel liefdevol naar patiënten toe. Tegelijkertijd durfde ze ook heel veel te vragen aan iemand die nog maar kort te leven had. Ze nam mij dan mee naar zo’n kamer en zei dan vlak voordat we naar binnen gingen: ‘luister maar gewoon, Leny.’”
“Weet je wat ook zo bijzonder was? Deze hoofdzuster durfde stervende mensen ook aan te raken. Dat heb ik zelf ook altijd gedaan: mensen troosten door ze aan te raken. Dat heb ik echt van haar geleerd. En wat ze trouwens ook zei, bedenk ik me nu: ‘Als je het niet meer weet, Leny, leg dan een washandje op iemands hoofd’.”
“Ik zou mijn opvolgers willen meegeven: wees niet te terughoudend. Aanraking is heel belangrijk. Mensen voelen jouw oprechte nabijheid en durven daardoor ook eerder te praten over alles wat er in hun omgaat. Echt: pak een hand, strijk iemand over de wang. Ik heb gemerkt dat mensen dat nooit meer vergeten.”
Zijn er bepaalde thema’s in gesprekken met stervende mensen die vaak terugkomen?
“Mensen beginnen vaak over dingen die ze nog willen doen. Bijvoorbeeld: ‘ik wil nog aan mijn man vertellen hoe gelukkig hij mij heeft gemaakt’. Sommige mensen willen toch nog in het huwelijk treden. Als verpleegkundige vind ik het dan heel mooi om dan te vragen of we daar dan nog iets voor kunnen doen. Soms kun je daar best nog wel bij helpen, iets voor organiseren.”
“Zo herinner ik me nog een vrouw. Ze wilde heel graag trouwen, maar de ziekenhuiskamer vond ze helemaal niets. Uiteindelijk is ze met haar man in de tuin van het ziekenhuis getrouwd. Ik vind het dan heel mooi om alles te mogen regelen.”
“Maar de gesprekken kunnen ook gewoon gaan over het leven. Veel mensen vertellen over hun kinderen, over de zorgen die ze daarover hebben. Ik heb altijd geprobeerd stervende mensen te laten praten. Ik heb geleerd dat als mensen zich in een gesprek gezien voelen, dat jezelf eigenlijk maar heel weinig hoeft te zeggen.”
“Nu klink ik misschien alsof ik het allemaal zo goed weet. Dat is niet zo hoor. Al zit je veertig jaar in het vak: elk overlijden is nog steeds bijzonder en soms ook echt nog wel moeilijk.”
Als iemand overleden is, wat doe je dan als verpleegkundige?
“Ik heb het altijd fijn gevonden om iemand af te leggen. Voor jezelf is afleggen ook fijn, zeker als je iemand al langer kent. Je hebt iemand toch van heel dichtbij meegemaakt. Het afleggen is een soort ritueel, een afsluiting.”
Ik heb het afleggen ook moeten leren. De vrouw waar we les van kregen zei tegen ons: ‘doe maar net of het je moeder is. Praat gewoon tegen de overledene. Zeg bijvoorbeeld: ‘we moeten nog even je haren kammen, want dat vond je altijd zo fijn.’ En als je iemand dan draait: ‘zo, dan leggen we weer even goed.”
“Ik heb ooit een keer een vrouw gehad met enorm lang haar. Helemaal in de war. De vrouw had twee weken bij ons gelegen. Toen zeiden de dochters: ‘Ja, weet je, mamma was ijdel en zou graag willen dat haar haren nog gewassen worden. Kunnen we dat doen?’ Toen heb ik samen met die dochters de haren gewassen. Haar dochters waren er zo blij mee. Weet je wat het is? Het is denk heel fijn als je als nabestaanden ziet dat je moeder, je vader, je kind met veel liefde en tederheid behandeld wordt.”
De confrontatie met de dood kan ook emotioneel belastend zijn. Hoe is dat voor jou?
“De impact van een overlijden hangt heel erg af van de situatie. Is het iemand van zesentachtig of is het een jong iemand? Voor sommige mensen ben ik ook opgelucht als ze eindelijk overlijden. Als iemand erg lijdt of enorme pijn heeft, dan hoop je soms van binnen ook dat iemand snel verlost zal worden.”
Heb je met collega’s over het overlijden van een patiënt?
“Bij een overlijden vragen we vaak aan elkaar hoe het gegaan is. Ging het goed? Was de familie rustig? Zo praten we er dan nog even over na. Maar op gegeven moment gaat er weer een bel en gaan we weer verder met ons werk.”
“Na een overlijden heb ik wel altijd zoiets: ik moet even eerst nog iets drinken, voordat ik weer verder ga. Wat ik ook altijd doe is dat ik dan zelf de kamer wil opruimen. Het bed met de overleden patiënt is natuurlijk al weg. Even het nachtkastje leeg maken, even een beetje rommelen op de kamer. Gewoon voor mezelf. Laat me maar even alleen op die kamer. Misschien is het ook hier weer een ritueel, een manier om het af te sluiten. Na het opruimen is het voor mij ook echt klaar.”
Op jullie afdeling wordt soms ook de dood bespoedigd. Ik bedoel dat een patiënt euthanasie krijgt. Hoe is dan de impact?
“Bij euthanasie wordt er in het team altijd nagepraat. Als je de arts hebt geassisteerd, mag je trouwens ook na de euthanasie naar huis. Ik vind dat dus echt vreselijk. Ik wil altijd blijven. Het voelt zo als een afknapper om dan gelijk naar huis te gaan! Thuis kan je het met niemand over hebben. Ze kennen je patiënt niet. Dan loop ik liever nog wat te rommelen op de afdeling, wat te tutten. Even daar helpen, of even daar een praatje maken. Gewoon bij mijn collega’s blijven. Dat is ook een soort steun.”
Wat leert de dood jou?
“Het eerste wat te binnen schiet is heel praktisch. Ik ben zo vaak tegengekomen dat mensen niets geregeld hadden. Daarvan heb ik geleerd. Ik dacht: er moet echt wat op papier komen. Ik heb bij mijn ouders ook een wensenboekje meegenomen om in te vullen.”
“Ik zou tegen mensen willen zeggen: zorg dat je over de dood praat met de mensen om je heen. Wil je cremeren of begraven? Sommige mensen hebben geen idee. Dat heb ik van mijn werk wel geleerd. Als je iets wil of niet wil, regel het dan. Want straks kun je het misschien ineens niet meer regelen.”
“Zelf denk ik trouwens dat ik niet bang zal zijn voor de dood. Ik heb heel weinig mensen zien doodgaan die op het laatste moment nog bang waren. Als de tijd daar is, dan is de dood vooral iets heel natuurlijks.”
“Maar misschien heb ik vooral van de dood geleerd dat het leven erg vergankelijk is. Ik besef heel goed dat het zomaar afgelopen kan zijn. Daarom: probeer te genieten, samen het mooie van het leven te blijven zien!”
Andere delen uit de serie "Dicht bij het einde"
- De dood leert Filip veel over het leven (13-10-2023)
- "Zij leven door in de handen van jonge artsen" (21-02-2024)
- "Antwoorden heb ik niet" (24-04-2024)
- “We moeten eerst en vooral mens zijn” (05-07-2024)