Door hem wist ik: ik zit op m’n plek
Carlo Schippers werkt ruim dertig jaar als verpleegkundige, waarvan de laatste vijftien jaar als verpleegkundig specialist voor mensen met slokdarm- en maagkanker. Een patiënt die hij nooit zal vergeten, is er eentje van lang geleden: zijn allereerste patiënt.
“Ik kwam eigenlijk bij toeval in de verpleegkunde terecht. Eigenlijk een wonder dat ik ben aangenomen. Een vriend van mijn ouders – een soort huisvriend, Fokke, kerel van twee meter, gulle lach – was verpleegkundige. Bij de psychiatrie. Dankzij hem en zijn verhalen associeerde ik de verpleegkunde met iets positiefs.
Zeker niet in dienst
Na de havo moest ik óf in dienst óf een opleiding gaan doen. Ik wist niet wat ik wilde, maar één ding wist ik wel: ik wilde zeker niet in dienst. Dus ik dacht aan Fokke en deed een gooi naar de opleiding tot psychiatrisch verpleegkundige. Daar werd ik niet toegelaten. De reguliere verpleegkunde dan maar, als noodsprong. Daar kon ik terecht.
Na drie maanden introductie, ging ik het ziekenhuis in. Ik was nog nooit in een ziekenhuis geweest. Alleen dat uniform al voelde in het begin als een apenpakkie. Eerst werd ik naar huis gestuurd want ik had gympen aan, dat mocht niet. Eenmaal terug op nettere schoenen, liep ik met een net opgeleide verpleegkundige mee. ‘Ga jij die meneer maar wassen.’ Het was 1985. Meneer had een geamputeerd onderbeen. Vanaf de eerste keer dat ik hem hielp, raakten we in gesprek. De schellen vielen van mijn ogen. Deze meneer was in 1898 geboren. Hij was zestien toen WOI begon, een jonge vader in WOII, hij had de eerste auto’s zien komen, de opmars van de telefoon meegemaakt en de intrede van de tv. Wat een leven, fascinerend.
Dameszaal
Natuurlijk had ik ook veel andere patiënten en andere taken. Sommige erg ongemakkelijk voor een jongen met mijn leeftijd en ervaring. Ik herinner me dat ik de dameszaal op moest – die had je toen nog – om (rectaal) te gaan temperaturen. Het commentaar en gelach van die dames in combinatie met mijn eigen onzekerheid, maakte dat ik zwetend de zaal weer verliet.
Steeds vond ik even tijd bij deze meneer langs te gaan. Ik hoorde verhalen over z’n vrouw, z’n kinderen, uit alle fases van zijn leven. Dit was veel boeiender dan de ervaringen waar mijn vrienden mee thuiskwamen. Ik vond die gesprekken met hem heerlijk. Omdat ik geïnteresseerd was ja, maar vooral ook omdat ik zag hoe hij ervan opleefde. Wat echte interesse en aandacht met hem deed. De dagelijkse routine in het werken met patiënten raakt altijd aan intimiteit. Een bijzondere verantwoordelijkheid. Na drie weken liep ik in de gang en viel mijn oog op een grote stationsklok. Ik realiseerde me dat die me nog geen een keer was opgevallen. Dat ik geen moment met de tijd – of hoeveel uur moet ik nog moest – was bezig geweest. Toen was duidelijk dat ik m’n plek had gevonden.”
Meer weten over werken in de zorg? Bekijk meer verhalen op