Dengue fever, ofwel knokkelkoorts, wordt veroorzaakt door een flavivirus en overgedragen door muggenbeten. Er bestaan 4 verschillende Denguevirussen – Den 1 t/m 4 - die genetisch nauw verwant zijn, maar serologisch weinig tot geen kruisbescherming geven. Een mens kan dus in zijn leven met verschillende Denguevirussen besmet raken. Een ongecompliceerde Dengue-infectie manifesteert zich met acuut optredende hoge koorts, spier-, bot- en gewrichtspijn, retro-orbitale pijn en exantheem. Vaak gaat het gepaard met leukopenie en trombopenie. In ernstige gevallen kan er sprake zijn van dengue hemorrhagische koorts en dengue shock syndroom. De incubatietijd voor denguevirus is 2 tot 15 dagen.
De diagnose Dengue wordt gesteld door het aantonen van het Dengue NS1 antigeen en/of specifieke IgM antistoffen in het serum van de patiënt. Serum dat vroeg in de infectie is afgenomen (1e week van symptomen) kan nog IgM negatief zijn. Op dat moment zijn NS1 antigenen detecteerbaar. Vanwege de grote serologische kruisreactiviteit tussen de verschillende flavivirussen wordt het aanbevolen een vervolgserum in te sturen om een titerstijging aan te tonen. Een Dengue-infectie is lastig te onderscheiden van een infectie met het Chikungunyavirus welke door de zelfde vector overgedragen wordt. Daarom kan het zinvol zijn om naast diagnostiek naar Dengue ook diagnostiek naar Chikungunya te verrichten.