Tetanus is een acute, zeer ernstige, infectieziekte die wereldwijd voorkomt. In principe is tetanus volledig te voorkomen door actieve immunisatie. Tetanus treedt op wanneer sporen van C. tetani in het lichaam ontkiemen en lokaal toxine produceren. De ziekte begint meestal met niet-specifieke klachten, zoals hoofdpijn en spierstijfheid in de kaken. Vervolgens treden binnen 3 dagen specifieke verschijnselen op, die lokaal of algemeen kunnen zijn. Bij volwassenen en oudere kinderen kan tetanus klinisch op drie manieren verlopen: 1. Gelokaliseerd (zeldzaam), d.w.z. voorbijgaande stijfheid rond de verwonding, 2. Gegeneraliseerd (circa 80% van de gevallen). Kenmerkende verschijnselen zijn spierspasmen, ‘risus sardonicus’ veroorzaakt door kramp van de gelaatsspieren, opistotonus en laryngospasmen, 3. Cefaal, spasmen in het verzorgingsgebied van (motorische) hersenzenuwen of trismus. Bij zuigelingen is het klinisch verloop anders. Neonatale tetanus treedt op in de eerste levensmaand en is een vorm van gegeneraliseerde tetanus. Verschijnselen zijn: zuigproblemen, overmatig huilen, vreemde grimassen, trismus, slikproblemen en opistotonus.
De diagnose wordt gesteld op basis van de anamnese (vaccinatiestatus, verwonding) in combinatie met het klinisch beeld. Symptomen als gegeneraliseerde spierstijfheid, hyperreflexie, trismus en de karakteristieke spasmen ondersteunen de diagnose, evenals de aanwezigheid van een normaal bewustzijn en het ontbreken van sensibiliteitstoornissen. Een enkele maal kan C. tetani uit het wondmateriaal worden geïsoleerd. Bepalen van serologie (circulerend antitoxine) heeft geen diagnostische waarde. Serologie kan wel gebruikt worden om een vaccinatiestatus te bepalen.