Handen houden paardenbloemdzaadjes vast
| Meer zorg

"Antwoorden heb ik niet"

"Antwoorden heb ik niet"

In de serie "Dicht bij het einde” staan Bas de Vries, Jesse Gruiters en Ginette Hesselmann samen met collega’s stil bij een ongemakkelijk onderwerp: de dood. Een onderwerp dat we soms liever uit de weg lijken te gaan. Hoe verhouden zorgprofessionals zich eigenlijk tot de eindigheid van het leven? In het vierde interview spreken zij met Tjeerd Visser (1973). Hij is werkzaam als geestelijk verzorger in UMC Utrecht.

Wat was je eerste kennismaking met de dood? 

“In mijn jeugd was de dood voor mijn gevoel afwezig. Alleen oude mensen gaan dood, dacht ik. Tijdens mijn examentijd van de middelbare school kwam ik eigenlijk pas echt in aanraking met de dood. We kregen te horen dat een klasgenoot een einde had gemaakt aan zijn leven. Ik kan niet uitleggen hoe vreselijk en verwarrend dat was. Bijna elke les had ik naast hem gezeten. Het was zo plotseling, zo abrupt…”  

“Een dag eerder hadden we samen met onze vriendengroep doorgebracht. Het was een fantastische middag geweest. Wij wisten dat hij het moeilijk had, maar zo’n zelfgekozen einde hebben we als vrienden nooit zien aankomen…” 

Tjeerd Visser

“Door deze gebeurtenis kwam ik ook voor de eerste keer in aanraking met alles wat bij het levenseinde komt kijken. De school heeft ons daarbij heel goed begeleid. Ik herinner me nog dat we op school veel gepraat hebben. Er werd ook een kleine herdenkingshoek voor hem ingericht.”  

“Het was allemaal heel confronterend. Ineens liep ik samen met klasgenoten met zijn kist op mijn schouder. Tegelijkertijd ging ook het dagelijkse ritme van het schoolleven gewoon door. Niet lang daarna zat ik in een groot lokaal te ploeteren op mijn eindexamens. Het tafeltje voor me bleef leeg. Alleen zijn naambordje stond erop.”

Je hebt een hele loopbaan achter de rug in de kerk. Hoe ben je in het UMC terecht gekomen?  

“Inmiddels werk ik alweer twee-en-half jaar als geestelijk verzorger in het UMC. De coronacrisis heeft daarbij een belangrijke rol gespeeld. Net zoals veel mensen zag ik thuis op het journaal de beelden van overvolle ziekenhuizen. Die beelden maakten een enorme indruk op me. Ik voelde iets van een roeping: een sterk gevoel dat ik daar moest zijn. Daar in de ziekenhuizen gebeurt het. Misschien ook wel: daar kan ik van waarde zijn. Inmiddels ben ik erg blij met mijn werk in het ziekenhuis. Trots ook dat ik deel uit mag maken van zo’n groep bevlogen mensen.” 

Hoe kom jij als geestelijk verzorger de dood tegen in het ziekenhuis? 

“De dood is een veelvoorkomend onderwerp in de gesprekken met patiënten en hun familie. Het was in het begin trouwens wel zoeken naar de invulling van mijn rol als geestelijk verzorger in de palliatieve fase.” 
 
“Als pastoor, als ambtsdrager, was mijn rol jarenlang heel vanzelfsprekend geweest. Ik kwam bijvoorbeeld langs bij mensen om de ziekenzalving te geven of ging voor in de uitvaart. De rolverdeling was dan heel helder.”  
 
“In het UMC is dat heel anders. Dat maakt het ook weer heel interessant. Mijn werk bestaat vooral uit het voeren van begeleidingsgesprekken met patiënten en hun familieleden. Het centrale thema in deze gesprekken is vaak: hoe moet ik mij verhouden tot het lijden dat mij overkomt?” 
 
“Ik vind dat ontzettend boeiend. Ieder mens heeft zijn of haar eigen antwoord op. Het gaat daarbij ook vaak over de betekenis van de ziekte of de naderende dood. Ik benader deze vragen altijd vanuit relationeel perspectief: wat betekent het voor u en wat betekent dat voor u in relatie tot de ander?” 
 
“Ongeneeslijke of terminale patiënten probeer ik niet anders te benaderen dan andere patiënten. Mijn diepere opdracht voor mezelf is eraan bij te dragen dat patiënten zich mens voelen. Ik bedoel daarmee dat ik hun horizon wil verbreden. ‘U bent niet alleen patiënt, u bent niet alleen ongeneeslijk ziek, u bent ook en vooral mens.’” 
 
“Deze benadering heb ik eigenlijk altijd al gehad. Ik houd gewoon ontzettend veel van mensen. Noem het menslievendheid. Ook voel ik een sterke nieuwsgierigheid. Wie is de mens?”  

Wat valt je op in de gesprekken met mensen over de dood? 

“Eigenlijk heel veel dingen. Mensen ervaren over het algemeen sterk de zwaarte die rond de dood hangt. Ik heb geleerd dat mensen het fijn vinden als je het onderwerp niet zwaarder maakt. Het klinkt misschien gek, maar humor is voor mij een betekenisvolle dimensie in de begeleiding. Niet om het verdriet weg te schuiven, humor kan juist ruimte maken voor verdriet.” 
 
“Zo was ik laatst in gesprek met een gelovige patiënt die heel handig was. Zijn handen konden maken wat zijn ogen zagen. In ons begeleidingsgesprek hadden we het over een Bijbelpassage waarin staat: ‘In het huis van mijn vader is ruimte voor velen’. “Ja, die passage ken ik wel”, zei de patiënt. Ik zei: “Misschien kan onze lieve Heer nog wel een klusjesman gebruiken boven.” Op het gezicht van de man brak een brede glimlach door. Door zo’n onschuldige opmerking wordt de zwaarte van praten over de dood even doorbroken. Het geeft lucht en ruimte.”

Hebben mensen ook vragen over de dood? Bestaat God? Is er een hemel? Zie ik mijn dierbaren terug? 

“Antwoorden heb ik niet. Dat is ook niet mijn rol in het UMC. Ik ben er om mensen te helpen bij het zoeken naar eigen antwoorden op de grote vragen van het leven. Wat is de zin van alles? Wat is nu belangrijk? Wie of wat geeft mij troost?” 
 
“Deze vragen heb ik zelf natuurlijk ook onder ogen moeten zien. In mijn persoonlijk leven troost het mij dat ik verwacht dat ik de mensen die ik ben verloren terug zal zien.” 

Hoe kun jij als geestelijk verzorger mensen helpen die aan de vooravond staan van de dood? 

“Wat ik prachtig vind is als je mensen kunt helpen om tot meer overgave te komen. Ik zie veel mensen op de verpleegafdelingen daarmee worstelen. Verpleegkundigen en artsen indirect trouwens ook. Het is moeilijk om voor een patiënt te zorgen die in alles laat merken dat hij of zij geen afscheid van het leven wil nemen.”  

“Overgave is misschien een woord dat niet zo vaak gebruikt wordt. Ik zie overgave als een existentieel component van het bredere concept acceptatie. Nu ik er zo over praat, denk ik: misschien is acceptatie vooral cognitief, iets dat vooral in je hoofd plaatsvindt. Overgave is voor mij echt iets van je hart, misschien zelfs wel van je onderbuik.”  
 
“Soms zie je tijdens een gesprek een begin van overgave ontstaan. Het is heel wonderlijk om dat mee te maken. Soms zie je in het gezicht van mensen letterlijk een fysieke reactie. Mensen laten hun tranen lopen of slaken een diepe zucht van opluchting. Het is prachtig daar getuige van te mogen zijn. Zoiets kan me diep ontroeren.”  

Veel zorgverleners vinden het omgaan met de naderende dood van hun patiënten emotioneel zwaar. Hoe is dat voor jou? 

“Goede vraag. Ik vind het heel belangrijk dat ik bij mijn collega’s terecht kan. Even gaan zitten en delen wat je raakt kan al zoveel uitmaken. De ander hoeft eigenlijk niets te doen. Luisteren is vaak al genoeg. ” 
 
“Verder geloof ik in de kracht van rituelen. Als ik een emotioneel zware dag heb gehad, loop ik voordat ik naar huis ga langs het stiltecentrum om daar een kaarsje aan te steken. Na een dag praten ben ik dan even stil.” 

“Ik vertel dat trouwens ook weleens aan patiënten. ‘Aan het eind van de dag zal ik een kaarsje aansteken. Eén voor u, maar ook één voor mezelf.’ Het raakt mensen als ik dat deel met ze. Ik denk dat ze het een ontroerend gebaar vinden. Misschien raakt het ze ook wel omdat ik iets van mijn eigen kwetsbaarheid laat zien.” 

Wat is voor jou een goede dood? 

“Ik moet dan toch denken aan het onderwerp dat we eerder bespraken. Een goede dood is voor mij verbonden met een zekere overgave, hoe moeilijk ook. Laat ik het modern zeggen: als mensen aan het einde van het leven ‘oké’ zijn met hoe hun leven gelopen is, met de mooie en minder mooie momenten.” 
 
“Ik hoop ook altijd dat mensen niet sterven met onopgeloste zaken. Het laatste is trouwens de reden dat ik in de gesprekken met stervende mensen hier altijd aandacht aan besteed. ‘Is alles gezegd wat gezegd moet worden? Hebben jullie alles naar elkaar toe uitgesproken? Ligt er nog iets op jullie hart?’ Afronding van het leven hoort voor mij bij de voorbereiding op de dood. Op deze manier kan een patiënt, maar ook de mensen in zijn of haar omgeving, het leven beter loslaten.” 
 
“Vaak zijn bij deze laatste gesprekken ook geliefden aanwezig. Het is bijzonder om bij zulke intieme momenten aanwezig te mogen zijn. Twee mensen die elkaar moeten loslaten.” 
 
“Het zijn gewichtige vragen, zeker niet altijd gemakkelijk om te beantwoorden. Het is nogal een vraag: heb je alles gezegd wat gezegd moet worden? Toch kunnen deze vragen mensen helpen. Ze openen een diepere gesprekslaag. Door dit soort vragen kun je het hebben over de meest wezenlijke dingen van het leven.”  

“Er zijn natuurlijk ook mensen die bozig of verongelijkt zijn vlak voor de dood. Bijvoorbeeld door onrecht dat hen is overkomen en nooit rechtgezet is. In de gesprekken probeer ik dan te praten over vergeving. Ik vraag dan bijvoorbeeld: ‘Kunt u eenzijdig vergeven?’ Mensen begrijpen meestal meteen wat ik bedoel.”  

“Als mensen eenzijdig kunnen vergeven, dan is de steen op het hart weg. Bij het stellen van deze vraag helpt het ook dat er een grote urgentie is. De dood nadert, het is nu of nooit. In die zin heeft de eindigheid ook een bijzondere uitwerking op mensen. Soms zijn mensen tevergeefs jarenlang in therapie gegaan. Dan vlak voor het einde kan er ineens toch een doorbraak zijn.” 

Het interview begon met een ingrijpende jeugdervaring. Hoe heeft de zelfmoord van jouw klasgenoot jou beïnvloed?  

“Recent was ik op de reünie van mijn middelbare school. Ik liep daar mijn docent Frans tegen het lijf. We hadden het over de zelfmoord van mijn klasgenoot. Ik vertelde hoe ik alles ervaren had, hoezeer ik de steun van de school heb gewaardeerd.” 

“Terugkijkend op dat moment, besef ik dat de middelbareschooltijd een cruciale fase was in mijn leven. Het heeft mij op een bepaalde manier gevormd. Mijn onbevangen blik op het leven ben ik kwijtgeraakt. Toch heeft de ervaring met de dood mij geholpen om dichter bij het leven te komen. Ik heb geleerd om intenser te leven. Veel mensen denken dat predikanten en priesters veel bezig zijn met het hiernamaals, wat dat ook precies mag zijn. De dood leert mij juist om me te richten op de dag van vandaag.  

Andere delen uit de serie "Dicht bij het einde"

Werken bij het UMC Utrecht

Contact

Afspraken

Praktisch

umcutrecht.nl maakt gebruik van cookies

Deze website maakt gebruik van cookies Deze website toont video’s van o.a. YouTube. Dergelijke partijen plaatsen cookies (third party cookies). Als u deze cookies niet wilt kunt u dat hier aangeven. Wij plaatsen zelf ook cookies om onze site te verbeteren.

Lees meer over het cookiebeleid

Akkoord Nee, liever niet