Snellere reis van lab naar patiënt
Patiënten met kanker sneller behandelen met experimentele geneesmiddelen. En bestaande medicijnen beter gebruiken. Dat wil medisch oncoloog en UMC Utrecht’s kersverse hoogleraar Neeltje Steeghs bereiken. “Iedere patiënt moet toegang hebben tot de nieuwste medicijnen, waar je ook wordt behandeld in Nederland.”
Een wetenschapper achter een microscoop, in een felverlicht lab, omringd door petrischaaltjes en reageerbuisjes waarin van alles ligt te broeien. En dan, plots, een vreugdesprong: ja, het werkt! Eindelijk kan die zeldzame vorm van kanker worden genezen.
Een spannend en romantisch idee voor een Netflix-miniserie maar de praktijk is uiteraard weerbarstiger. Want werkt dat wondermiddel bij muizen en mensen wel net zo goed als in dat petrischaaltje? En, nog belangrijker, is het überhaupt wel veilig om te gebruiken?
Een lange reis langs testfasen volgt, en zodra een medicijn uiteindelijk bij mensen belandt, is dat nog slechts bij een kleine groep, tijdens een zogeheten ‘klinische studie’. Een nauwkeurig geselecteerd aantal patiënten krijgt dan het middel. Eerst wordt de veiligheid getest, en dan pas de effectiviteit. Het duurt jaren voordat een nieuw geneesmiddel goed wordt gekeurd om bij álle patiënten te gebruiken.
“En dat is logisch want we moeten natuurlijk zeker weten dat een geneesmiddel veilig is, en dat het meerwaarde heeft vergeleken met andere medicijnen. Maar dat neemt niet weg dat het hele proces echt nog wel flink kan worden versneld”, vertelt Neeltje Steeghs, hoogleraar van de nieuwe leerstoel ‘Vroegklinische geneesmiddelenontwikkeling in de oncologie’.
Neeltje gaat zich nu vol richten op die versnelling van lab naar patiënt. En niet alleen binnen Utrecht, maar landelijk. Hoe gaat zij dat concreet doen?
Zoek elkaar op
Neeltje concentreert zich op de vroeg-klinische studies: nieuwe, experimentele middelen die net uit het onderzoekslab komen en klaar zijn om bij mensen te worden getest.
Wanneer de labfase erop zit, moeten onderzoekers en artsen (de ‘clinici’) vervolgens de handen ineenslaan om patiënten te selecteren voor de klinische studie. Neeltje merkt echter dat de onderzoeks- en klinische wereld geregeld niet goed op elkaar aansluiten, waardoor een middel te lang tussen het lab en de kliniek in blijft hangen.
“Onderzoekers en artsen kunnen eerder en meer met elkaar praten, al lang voordat een medicijn uit het lab komt. Daar kan ik hen bij helpen als facilitator: ik wil hen eerder met elkaar in contact brengen. En niet alleen binnen één academisch ziekenhuis, maar ook andere umc’s, ziekenhuizen, farmaceuten en andere bedrijven moeten eerder worden aangehaakt.”
Dat is niet alleen belangrijk om nieuwe behandelingen eerder op de markt te krijgen. “Onderzoekers kunnen iets geweldigs aan het bedenken zijn voor een tumorsoort waar al drie andere goede medicijnen voor bestaan. Dat is zonde. Dat kan ook worden voorkomen als beter en eerder wordt gecommuniceerd tussen de verschillende werelden”, zegt Neeltje.
Minder administratie
Administratielast is ook iets wat nodig moet worden aangepakt om klinische studies te versnellen, vindt Neeltje. ”Je hebt tegenwoordig te maken met zoveel regelgeving, en verschillende (ethische) commissies waar je langs moet. En er is veel meer papierwerk dan 20, 30 jaar geleden, niet alleen voor dokters en onderzoekers maar ook voor verpleegkundigen en patiënten. Iedereen lijdt nu onder die toegenomen administratielast, en dat hebben we als maatschappij allemaal onszelf aangedaan.”
Neeltje is betrokken bij diverse (inter)nationale werkgroepen om daar iets aan te doen. “Hier gaat het ook weer simpelweg om meer met elkaar praten. Welke studie gaan we kiezen? Welke soort patiënten doen eraan mee? Welk stapje kunnen we weglaten om de studie te versnellen? Als je van tevoren al met een groep mensen bij elkaar gaat zitten, dan is de kans groter dat je medicijn sneller op de goede plek wordt ontwikkeld.”
Patiënt sneller matchen met studies
Zodra het is gelukt om een klinische studie op te starten, is het vervolgens belangrijk dat zoveel mogelijk mensen met die ene tumorsoort de kans krijgen om eraan deel te nemen. Dit kan hun laatste redmiddel zijn om langer of met een betere kwaliteit te blijven leven.
Neeltje maakt dat vaak mee bij haar eigen patiënten. Naast haar hoogleraarschap werkt zij, als medisch oncoloog, drie dagen per week in het Antoni van Leeuwenhoek. “Uit heel het land worden mensen naar me doorverwezen. ‘Heb je nog iets voor mij?’, vragen ze dan. Je wilt je patiënten op alle mogelijke manieren helpen. Dan ga ik natuurlijk zoeken, niet alleen bij mijn eigen ziekenhuis, maar ook bij andere centra.”
En dat is lastig, want een overzichtelijke landelijke database met lopende vroeg klinische studies is er niet in Nederland. “Jammer, want daardoor maakt het nu nog enorm uit bij welke ziekenhuis je binnenkomt als patiënt, en of je specialisten de goede mensen en wegen kennen, en of zij bekend zijn met de Nederlandse onderzoeksstructuur. Hoewel we in Nederland al best goed zijn in samenwerken, kunnen centra informatie over hun studies beter delen. Nu kunnen het soms best eilandjes zijn. Ziekenhuizen weten dan niet van elkaar welke studies lopen maar dokters vaak ook niet.”
Om dat op te lossen, werken Neeltje en haar team nu hard aan een systeem waarin alle vroeg-klinische studies worden bijgehouden. “We proberen dat nu van alle academische centra in kaart te brengen: welke studies lopen waar, en wat voor patiënten zoeken ze? Een patiënt in Groningen kan bijvoorbeeld geschikt zijn voor een studie in Rotterdam: hoe gaan die elkaar vinden? Straks is er één systeem voor alle patiënten in Nederland.”
De eerste testversie van het systeem is eind van dit jaar klaar en bevat alleen vroeg-klinische studies voor solide tumoren. “Alles tegelijk is niet te doen. Maar hematologen, neurologen en longoncologen willen ook al aansluiten, dus dat is de volgende stap die we gaan nemen.”
De eerste versie wordt niet uitgeprobeerd in heel Nederland maar kleinschaliger, bij de centra die meedoen aan Oncode Accelerator. Binnen dit consortium werken meerdere publieke en private partijen nauw samen om nieuwe middelen tegen kanker sneller bij de patiënt te krijgen. Neeltje leidt het Landelijk Platform Vroeg Klinische Studies binnen Oncode Accelerator.
“Na de testfase met Oncode Accelator-partners willen we ook algemene ziekenhuizen, huisartsen en vooral patiënten nog meer erbij betrekken. Maar dat heeft nog best wel wat voeten in de aarde, hoor. Want je hebt te maken met privacy van patiënten, en niet elk ziekenhuis werkt met hetzelfde administratiesysteem. En er komt ook iets van concurrentie bij kijken: farmaceuten die meewerken aan studies willen natuurlijk niet te veel weggeven aan concurrenten. En wie gaat het systeem onderhouden en in de lucht houden? Het wordt dus echt ontzettend onderhandelen en manoeuvreren: wat willen mensen met elkaar delen? Maar als we goed samenwerken, en dat kunnen we als geen ander in Nederland, dan gaan we zo ver komen.”
Meer ‘laaghangend fruit’ plukken
De huidige opzet van studies maakt het voor artsen ook vaak lastig om voor hun patiënt een geschikt, hoopvol klinisch onderzoek te vinden. “Vroeger deed ik klinische studies bij al mijn patiënten met kanker, dus bij meerdere tumorsoorten. Maar tegenwoordig worden veel medicijnen heel gericht getest, voor één type kanker. Daardoor is de kans dat een medicijn gaat werken een stuk logischer en groter dan vroeger. De studie wordt daardoor sneller gefinancierd, verloopt sneller, en het medicijn wordt eerder geregistreerd.”
Het nadeel is wel dat het medicijn uiteindelijk alleen goedgekeurd is om te gebruiken bij een kleine, specifieke doelgroep terwijl het misschien ook heel geschikt is voor andere tumorsoorten. “Dit is echt het grootste dilemma in m’n dagelijkse werk met patiënten: ik vind dan een studie die in theorie geschikt zou zijn voor hen, maar ze worden niet toegelaten omdat ze net een andere type kanker hebben. Vooral mensen met een zeldzame vorm van kanker vallen daardoor vaak buiten de boot.”
Neeltje wil daarom onderzoekers en artsen motiveren om eigen studies op te zetten waarin ze al goedgekeurde medicijnen testen bij andere tumorsoorten. “Dit is echt laaghangend fruit: dat soort studies kunnen relatief snel worden opgestart, en het medicijn kan snel worden goedgekeurd. Je moet alleen wel de farmaceuten mee krijgen, want je hebt de medicijnen van hen nodig. En je moet zelf als instituut vaak geld inbrengen. Je moet dus bereid zijn om veel te lobby’en voordat je studie van start kan gaan. Ik wil in mijn nieuwe rol ook daarbij gaan helpen. Zo kunnen al die relatief makkelijk te realiseren klinische studies sneller worden opgezet en voltooid.”
Doseren op maat
Neeltje maakt zich niet alleen hard voor de snellere introductie van nieuwe medicijnen. Zij pleit er eveneens voor dat wij bestaande medicijnen beter gaan gebruiken. “Ik vind dat eigenlijk stap één. Waarom werkt een medicijn bij de een wel, en bij ander minder of niet? Dat komt vaak omdat niet iedereen evenveel van het middel opneemt in het bloed. Als je een pil slikt, kun je wel tien keer zoveel in je bloed hebben vergeleken met een ander. En zelfs binnen één persoon kan het verschillen, afhankelijk van wanneer je een pil slikt, wat je eet en welke andere medicijnen je gebruikt. “
Neeltje streeft ernaar dat artsen meer gaan ‘doseren op maat’. “Dat doen we bij kankerbehandelingen heel weinig. Terwijl het bijvoorbeeld bij antibiotica, HIV-therapie en antidepressiva wel gebeurt. Om de zoveel tijd wordt dan gekeken: hoeveel heb je in je bloed, moeten we er nog iets bijgeven of juist afhalen? Bij kanker bedenken we in plaats daarvan dure, nieuwe medicijnen. 30 procent van de patiënten met kanker wordt ondergedoseerd, en 15 procent wordt overgedoseerd: dat zouden we eerst op moeten lossen.”
En dat is redelijk eenvoudig te doen. “Artsen moeten vaker bloed prikken en bedenken: hoe gaat het lichaam van mijn patiënt met dit middel om? Ik doe dat zelf wel, de klinisch farmacoloog in mij wil dat uitzoeken. Maar dokters weten vaak niet goed genoeg hoe een medicijn werkt. Daar zou binnen de opleiding meer aandacht voor moeten komen.”
Ook in de onderzoeksfase zou dosering op maat al een aandachtspunt moeten zijn, vindt Neeltje. “Wat is een ‘gewone’ bloedspiegel bij een bepaald medicijn? Neem dat mee in je onderzoek. Dan wordt het makkelijker voor artsen om de dosering bij te stellen. Ik vind het schrikbarend hoe lang we eigenlijk al weten dat mensen met kanker worden onderbehandeld. Ik heb ooit mezelf beloofd: ik wil doseringen op maat ingevoerd hebben voor elke patiënt in Nederland die daar baat bij kan hebben. En daarna is de rest van de wereld aan de beurt, haha.”
Medicijn wel goedgekeurd, niet vergoed
Hoe staat Nederland er eigenlijk internationaal voor, qua experimentele behandelingen? Soms poppen ze namelijk wel eens op: de verhalen over mensen die in het buitenland een behandeling hebben gekregen die ze hier niet kunnen krijgen.
“Het is een onderwerp dat heel erg leeft, maar tegelijkertijd is het ook een ver-van-mijn-bed-show voor veel mensen. Het algemene idee lijkt te zijn dat we in Nederland strenger zijn met het toelaten van medicijnen, of, nog erger, dat we achterlopen. Maar dat is absoluut niet zo”, vertelt Neeltje.
“Binnen Europa voert Nederland als een van de snelste landen nieuwe medicijnen in. Bijna alles wat in Europa wordt goedgekeurd, komt in Nederland op de markt, en dat is in veel andere landen wel anders.”
Natuurlijk zijn er voorbeelden te noemen van medicijnen die hier niet te krijgen zijn. “Voordat we hier iets invoeren, gaat het eerst nog langs een commissie van medisch oncologen. We kijken dan of een nieuwe behandeling echt iets toevoegt in Nederland. Wat wel nieuw is, is dat wij als medisch oncologen soms iets goedkeuren terwijl het geen vergoedingsstatus krijgt van de verzekeraars”, legt Neeltje uit.
“Dit is zeldzaam, maar komt wel voor. In Nederland gaan we zo’n middel dan toch niet geven, ook niet wanneer een patiënt veel geld wil betalen. Dat zou niet eerlijk zijn: zorg moet voor iedereen gelijk zijn. Tja, en er zijn landen waar je zo’n behandeling dan wel kunt kopen.”
Gunstig klimaat voor onderzoek
Het onderzoeksklimaat wordt in Nederland ook als gunstig ervaren. Dat merkt Neeltje bijvoorbeeld wanneer ze op wetenschappelijke congressen contact heeft met buitenlandse collega’s en het bedrijfsleven. Ook farmaceuten zijn positief. En dat is belangrijk omdat zij voor een groot deel onderzoek financieren.
“We denken in Nederland graag mee, maar blijven kritisch. In klinisch onderzoek zijn we heel secuur, we hebben een goede infrastructuur, met best veel mensen die goed kunnen lobbyen. Mensen willen hier graag met elkaar samenwerken, vergeleken met andere landen. Dat komt ook omdat we in een klein land wonen: we hebben elkaar nodig”, legt Neeltje uit.
“In andere landen weten ziekenhuizen helemaal niets van elkaar en elkaars patiënten. Nog een voordeel: onze patiënten hoeven niet zo ver te reizen. Anders dan bijvoorbeeld in Australië, waar mensen tien uur rijden voor een ziekenhuis.”
De Nederlandse samenwerkingsmentaliteit is juist in deze roerige tijden des te belangijker. Neeltje: “We hebben een heel goede structuur staan. We werken samen met andere ziekenhuizen, maar ook met bijvoorbeeld farmaceuten, technische universiteiten, AI-ontwikkelaars, et cetera. Daarnaast is academische ontwikkeling iets dat we altijd nodig blijven hebben, want er zijn altijd vragen die farmaceuten niet gaan beantwoorden. Ook spinoffs (bedrijfjes van onderzoekers, die nauw verbonden zijn aan een umc – red.) worden hierbij steeds belangrijker. Met alle bezuinigingen op wetenschap door de huidige regering, en de wind die in Amerika waait, zie ik echt winst in ons talent voor samenwerken. Door samen te werken, met alle nieuwe onderzoeksmogelijkheden en opties voor patiënten, gaan we er echt komen.”
Meer informatie over Oncode Accelator
Wie is Neeltje?
- Neeltje Steeghs (1977) groeide op in Delft, en studeerde en promoveerde in Leiden.
- Ze begon ooit met een studie biomedische wetenschappen, maar stapte na een jaar over naar geneeskunde.
- Neeltje specialiseerde zich tot internist/medisch oncoloog, en daarnaast is ze opgeleid tot klinisch farmacoloog.
- Beide functies combineert ze drie dagen per week in het Antoni van Leeuwenhoek/Nederlands Kanker Instituut (AVL-NKI) in Amsterdam.
- Twee dagen per week is Neeltje hoogleraar ‘Vroegklinische geneesmiddelenontwikkeling in de oncologie’ in het UMC Utrecht.
- Daarnaast coördineert ze het Landelijk Platform Vroeg Klinische Studies bij Oncode Accelerator.
- Met haar man Ton runt Neeltje een gezin met vier (pleeg)kinderen van 17 tot 22 jaar oud, een kat en een aquarium vol guppen, in Leiderdorp.
“Het lijkt veel maar alle puzzelstukjes vallen nu samen op het goede moment. Ik houd van onderzoeken en puzzelen, en daarom krijg ik zo’n energie van mijn werk. Dat zien mijn man en kinderen ook. Er valt genoeg te puzzelen en over 40 jaar nog steeds, want het is een illusie om te denken dat we kanker snel 100 procent kunnen voorkomen of genezen. Ik hoop het natuurlijk wel, maar dan is er weer iets anders om uit te puzzelen.”