Uw pijnklachten ontstaan doordat een onderdeel van de vaatzenuwbundel (met zenuwen, aders en slagaders) in het gebied van hals en schouder beklemd zit tussen rib, sleutelbeen en bijbehorende pezen en spieren. De medische term voor deze aandoening is ‘costoclaviculair compressie syndroom’ of ‘thoracic outlet syndroom’ (TOS).
Anatomie
De gemeenschappelijke vaatzenuwbundel van de arm is afkomstig uit de hals en borstholte. Deze bundel loopt boven de eerste rib en onder het sleutel- been door naar de arm. De ruimte tussen de eerste rib en het sleutelbeen kan vernauwd zijn door spieren die vanuit de nekwervels naar de eerste en tweede rib lopen. Soms is er sprake van een aangeboren afwijking: een (extra) halsrib. Deze halsrib kan ook voor druk op de vaatzenuwbundel zorgen.
Klachten
Door de bewegingen die u maakt met uw schouder wordt de ruimte van de vaatzenuwbundel vernauwd. Hierdoor kan beklemming ontstaan van zenuwen, aders of slagaders, wat pijn kan geven in de schouder. Deze pijn straalt vaak uit naar arm, hand, nek en achterhoofd. Afwijkingen van de lichaamshouding kunnen (ook) een rol spelen in het ontstaan van de klachten. Bijvoorbeeld door langdurig werken met de armen boven het hoofd of werken met afhangende schouders.
Prikkeling van de armzenuwen
Door beklemming worden de armzenuwen geprikkeld waardoor pijnklachten ontstaan. Het kan zijn dat de pijnklachten gepaard gaan met prikkelingen in de arm, een slaperig gevoel in de arm en krachtverlies. Bij ongeveer 90% van de patiënten met TOS worden de klachten veroorzaakt door een prikkeling van de armzenuwen.
Afwijkingen in de (slag)aders
Bij ongeveer 10% van de patiënten met TOS worden de klachten veroorzaakt door afwijkingen in de aders of slagaders. Als de ader of slagader beklemd is tussen de eerste rib en het sleutelbeen, kunnen in deze aders of slagaders afwijkingen ontstaan.
Letsel aan de slagader
Door de voortdurende vernauwing van de slagader bij bewegingen, kunnen de volgende afwijkingen ontstaan:
- Beschadiging van de binnenbekleding van de slagader. Hierdoor schieten bloedpropjes los. Dit noemen we embolieën. Deze propjes komen via het bloed uiteindelijk in de vingertoppen terecht. De vinger verkleurt dan blauw en voelt koud aan.
- Beschadiging van de slagader, waardoor een stolsel, trombose, in de slagader ontstaat. Het gevolg is een verminderde doorbloeding van de arm. Hierdoor ontstaan klachten als krachtsverlies, prikkeling in de hand, een bleke hand of pijn in de hand.
- Soms ontstaan er voorbij de vernauwing wervelingen in de bloedstroom. Hierdoor kan er een verwijding, aneurysma, van de slagader optreden. Dit aneurysma beklemt dan de omliggende weefsels en kan hiermee prikkelingsverschijnselen van de armzenuwen veroorzaken. In zeldzame gevallen veroorzaakt een aneurysma losschietende bloedpropjes, embolieën.
- Letsel aan de ader, die onder het sleutelbeen loopt. Door de voortdurende vernauwing van de ader bij bewegingen, kunnen de volgende afwijkingen ontstaan:
- Beschadiging van de binnenbekleding van de ader, waardoor een bloed- prop, embolie, ontstaat.
- Afsluiting van de ader. Er treedt dan een blauw verkleuring en een ‘zwaar gevoel’ op in de arm. Op de bovenarm en in schouderstreek is een versterkte adertekening zichtbaar.
Het stellen van de diagnose
De diagnose stelt de arts op grond van lichamelijk onderzoek en uw klachten. Tevens worden foto’s van de ribben en de wervelkolom gemaakt en (eventu- eel) een duplexscan van de ader en slagader. Alleen bij verdenking op afwijkingen aan de (slag)aders zijn vaatfoto’s nodig. Meer informatie over deze onderzoeken krijgt u van de arts.
De behandeling
De behandeling is in eerste instantie gericht op het verbeteren van de lichaamshouding. Dit kan met behulp van houdingcorrigerende oefeningen, bijvoorbeeld mensendieck en caesartherapie. Uw behandelend arts stelt alleen een operatie voor als deze houdingcorrigerende therapie geen resultaat heeft of wanneer er sprake is van anatomische afwijkingen - bijvoorbeeld een halsrib. Het doel van de operatie is om de vaatzenuwbundel onbelemmerd naar de arm te laten lopen.
Zijn er afwijkingen van de (slag)ader met aantoonbare schade, dan is een operatie vaak noodzakelijk. Het doel van de operatie is om de beklemming van met name de (slag)aders in het gebied van hals en schouder op te heffen. Soms is het verwijderen van de eerste rib de beste therapie en kan de slagader of ader weer worden geopend.
Wachtlijst
Als de beslissing tot opereren is genomen, wordt u op de opnamelijst ge- plaatst. Hoe lang u moet wachten op de operatie, is afhankelijk van de mogelijkheden van de wachtlijst in het ziekenhuis en de medische noodzaak. Dit laatste wordt bepaald door uw vaatchirurg.
Voorbereiding uitklapper, klik om te openen
Hulp thuis
We raden u aan om vast vóór uw opname in het ziekenhuis stil te staan bij de vraag of u na de operatie thuis voldoende opvang heeft. U zult in staat zijn om veel dingen zelf te doen na uw ontslag, maar u heeft mogelijk ook hulp nodig. Dit betekent dat u de eerste zes weken na de operatie gedeeltelijk aangewezen bent op hulp van anderen. Wie kan er bijvoorbeeld boodschappen voor u doen? Wie doet het (zware) huishoudelijke werk? Regel dit vast vóór uw opname in het ziekenhuis met familie, vrienden of hulpverlenende instanties. De ervaring leert dat het veel moeilijker is om oplossingen hiervoor te vinden als u eenmaal opgenomen bent.
Hulpverlenende instanties
Als u tijdelijk huishoudelijke hulp nodig denkt te hebben na de operatie, win dan nu alvast informatie in bij de instelling van gezinszorg in uw woonplaats. Zij kunnen u alles vertellen over de mogelijkheden en de kosten.
Preoperatief spreekuur
Vóór de operatie krijgt u een schriftelijke uitnodiging voor het preoperatieve spreekuur. Tijdens dit spreekuur ziet u een anesthesieverpleegkundige, arts in opleiding, anesthesiemedewerker, apothekersassistente of een andere medewerker. Die neemt met u een vragenlijst door en geeft onder andere informatie over de opname. Indien nodig wordt ook de thuissituatie na ontslag met u besproken. Na dit gesprek bezoekt u de anesthesioloog. Hier krijgt u informatie over de narcose. De tijd van de ingreep is vaak de middag vóór de operatie bekend. Het is van belang dat u nuchter bent voordat u geopereerd wordt. Vaak betekent dit wel dat u enige tijd voor de ingreep nog iets mag drinken.
Soms is een licht ontbijt toegestaan. Op het preoperatieve spreekuur zal de anesthesioloog u precies vertellen wanneer u voor het laatst iets mag eten of drinken en wat dat dan mag zijn. Als u medicijnen gebruikt, willen we graag dat u deze meeneemt naar het preoperatieve spreekuur.
Oproep
In principe krijgt u een week voor de operatie bericht over de opname. Dit gebeurt telefonisch of schriftelijk.
Tijdens de behandeling uitklapper, klik om te openen
De opname
De verpleegafdeling
U wordt meestal één dag voor de operatie of de dag zelf in het ziekenhuis verwacht. Op het afgesproken tijdstip meldt u zich bij de afdeling opname. Nadat u bent ingeschreven, brengt een gastvrouw of -heer u naar de verpleegafdeling. Vervolgens heeft u een gesprek met een verpleegkundige, die u informatie geeft over de gang van zaken op de verpleegafdeling. Met de verpleegkundige spreekt u af wie de vaatchirurg na de operatie kan bellen met een eerste verslag van de bevindingen. De vaatchirurg ziet u op de operatiekamer voorafgaand aan de ingreep. Er is altijd een zaalarts die eventuele vragen kan beantwoorden.
Tot aan de operatie wordt meerdere keren naar uw naam en geboortedatum gevraagd. Dit is om vergissingen te voorkomen en de veiligheid te vergroten. Omdat u in een academisch ziekenhuis wordt behandeld, treft u onder andere arts-assistenten (in opleiding tot chirurg) en coassistenten (in opleiding tot arts) aan uw bed. Het is van belang dat u op de opnamedag zoveel mogelijk op uw kamer blijft, aangezien de genoemde personen u willen bezoeken.
Medicijnen
Om trombose (stolling van het bloed) te voorkomen, krijgt u Fraxiparine- injecties gedurende uw verblijf in het ziekenhuis.
Wetenschappelijk onderzoek
Tijdens de opnamedag kan uw medewerking worden gevraagd aan een wetenschappelijke studie. U bent volstrekt vrij in uw keuze om wel of niet mee te doen aan een dergelijke studie.
De kwaliteit van uw behandeling wordt uiteraard niet beïnvloed als u geen medewerking verleent. Verleent u wel medewerking, dan ontvangt u uitgebreide schriftelijke informatie over wat de studie inhoudt.
Voorbereidingen op de operatie
Enige tijd voordat u naar de operatiekamer gaat, worden de voorbereidingen getroffen voor de ingreep. ’s Ochtends kunt u zich eerst nog douchen of wassen. Van de verpleging krijgt u operatiekleding. Wij vragen u om uw eventuele sieraden, prothesen en make-up te verwijderen. Wanneer dat is afgesproken met de anesthesist, krijgt u ongeveer een uur vóór de operatie als voorbereiding op de narcose een rustgevend medicijn. De verpleegkundige brengt u vlak vóór de operatie naar de operatieruimte. De vaatchirurg voert de operatie uit, die onder algehele anesthesie gebeurt.
De operatie
De vaatchirurg maakt een snee in de oksel of boven het sleutelbeen. De eerste rib (eventueel ook de halsrib) met de aanhechtende spieren worden verwijderd. Bij letsels aan de slagader verwijdert de chirurg zo nodig ook het aangedane stuk slagader en vervangt dat door een ader of kunststof bloedvat.
Na de behandeling uitklapper, klik om te openen
Na afloop van de operatie verblijft u eerst een aantal uren op de recovery (uitslaapkamer). In het begin bent u dan nog wat slaperig en soms misselijk van de narcose. Daarna gaat u weer terug naar de verpleegafdeling. U hebt een infuus in uw arm. Dit is een dun slangetje, dat in een bloedvat is geschoven. Hierdoor worden vocht en voedingsstoffen in uw bloed gebracht, omdat u kort na de ingreep nog niet mag eten of drinken.
In het wondgebied heeft de arts een drain achtergelaten. Dat is een rubber slangetje waardoor wondvocht wordt afgevoerd. Afhankelijk van de hoeveelheid wondvocht bepaalt de arts wanneer de drain verwijderd mag worden. De verpleegkundigen helpen u in het begin met wat u zelf nog niet kunt doen. Langzaam maar zeker heeft u steeds minder hulp nodig.
U moet vanaf dag één na de operatie weer uw oefeningen hervatten. Dit is zeer belangrijk voor het uiteindelijke resultaat van de operatie. U krijgt hiervoor pijnstillende medicatie. Door pijn kan het namelijk zijn dat u uw arm minder beweegt en dat de ademhaling wordt belemmerd.
Oefentherapie
De eerste dag na de operatie start u met oefenen onder begeleiding van de fysiotherapeut. De oefeningen zijn gericht op het verbeteren van uw houding, ademhaling en schouder en armfunctie. Daarnaast krijgt u van de fysiotherapeut adviezen over het gebruik van uw arm bij uw dagelijkse activiteiten.
Na ontslag uit het ziekenhuis is het belangrijk dat u doorgaat met oefenen.
U krijgt bij ontslag een overdracht mee voor een mensendieck en caesartherapie waar u vóór de operatie ook reeds onder behandeling was.
Complicaties en bijwerkingen
Iedere operatie brengt bepaalde risico’s met zich mee. Om deze te verkleinen, wordt u voorafgaand aan de operatie uitvoerig onderzocht en worden voorzorgsmaatregelen getroffen. Complicaties die bij veel operaties voorkomen zijn:
- Wondinfectie;
- Trombose (stolling van het bloed);
- Longembolie (een bloedstolsel in de longvaten);
- Bloedingen en beschadigingen van de zenuwen.
Alle voorzorgsmaatregelen worden genomen om deze risico’s zoveel mogelijk te voorkomen.
Er zijn ook complicaties die speciaal bij deze operatie kunnen voorkomen:
- Bij de operatie kunnen zenuwen in de okselholte worden beschadigd. Met een haak houdt de vaatchirurg tijdens de operatie de wond open. Soms wordt hiermee druk uitgeoefend op de zenuw waardoor die tijdelijk minder goed functioneert. Dit kan in zeldzame gevallen tot zenuwuitval leiden. Bepaalde zenuwen moeten zelfs doorgesneden worden om de eerste rib te kunnen bereiken. Dit kan ongevoeligheid van de okselhuid, pijn in de borst of pijn in het gebied van het schouderblad veroorzaken.
- Tijdens en na het verwijderen van de eerste rib kan bloedverlies optreden in de omgeving van het wondgebied. Normaal gesproken neemt het lichaam dit bloed na enkele dagen weer op. In een enkel geval blijven er bloedstolsels achter in de omgeving van de armslagader en rond de zenuw. Hierdoor kunnen weer symptomen van beklemming ontstaan.
- Lekkage van lymfevocht in het wondgebied.
- Klaplong aan de geopereerde zijde.
- Soms ontstaat er na de operatie botvorming, wat de armzenuw en de slagader opnieuw beklemt. Daarnaast kunnen ook bindweefselverklevingen voor nieuwe beklemmingen zorgen. Na ongeveer een jaar ontstaan dan opnieuw de klachten.
Naar huis
Als u zover hersteld bent dat u weer grotendeels voor uzelf kunt zorgen, zullen de verpleegkundigen en de arts in overleg met u bepalen wanneer u weer naar huis gaat. Dat is meestal twee à vier dagen na de operatie. Voordat u het ziekenhuis verlaat, hebt u nog een gesprek met een verpleegkundige. U krijgt dan richtlijnen en adviezen mee voor thuis. Natuurlijk willen wij graag van u horen hoe u de opname hebt ervaren.
Bovendien krijgt u mee naar huis:
- Een brief voor de huisarts plus een kopie van deze brief voor uzelf.
- Een afspraak voor controle op de polikliniek.
- Een afspraak voor de oefentherapeut.
- Recepten voor medicijnen.
- De medicijnen die u heeft meegenomen toen u werd opgenomen.
Leven met uitklapper, klik om te openen
Voeding
U hoeft in principe geen speciaal dieet voor uw bloedvaten te volgen. Heeft u behoefte aan meer informatie over gezonde voeding, kunt u bij de verpleegkundige terecht voor folders over dit onderwerp.
Zorgkosten uitklapper, klik om te openen
Meer over zorgkostenContact uitklapper, klik om te openen
Als u een afspraak wilt maken op de polikliniek Hart- en vaatcentrum, hebt u een verwijzing nodig van de huisarts of specialist.
Polikliniek Vaatchirurgie
De polikliniek is op werkdagen bereikbaar van 08.30 tot 16.00 uur.