De uroloog heeft met u besproken dat u een blaaskatheter krijgt via de buik. Dit heet een suprapubische katheter. Via deze katheter, een slangetje, kan de urine uit de blaas weglopen. Aan het uiteinde van de katheter in de blaas zit een ballonnetje, dit voorkomt dat de katheter uit de blaas kan glijden.
Een suprapubische blaaskatheter is nodig:
- Bij mensen die hun blaas niet goed kunnen leegplassen (urineretentie).
- Bij mensen die ongewild urine verliezen (incontinentie).
- Voor een operatie, bijvoorbeeld aan de plasbuis (urethraplastiek). Een suprapubische katheter heeft speciale verzorging nodig. De meeste patiënten kunnen dit zelf doen, maar u kunt ook de wijkverpleging inschakelen. U heeft van de verpleegkundige instructies gekregen over het gebruik van de katheter en het urineopvangsysteem. Hier is de informatie weergegeven, zodat u deze nog eens rustig kunt nalezen.
Het door u benodigde opvangmateriaal wordt op recept voorgeschreven. Via de medisch speciaalzaak kunt u alles bestellen. De verpleegkundige geeft u hierover informatie.
Voorbereiding uitklapper, klik om te openen
Voor het inbrengen van de katheter hoeft u niet nuchter te zijn. Dit betekent dat u gewoon kunt eten en drinken. Als u bloedverdunnende medicijnen gebruikt, moet u hiermee vier tot zeven dagen voor het inbrengen van de katheter stoppen. Overleg dit met de uroloog. Voordat de katheter wordt ingebracht, scheren wij uw buik tussen navel en schaambeen. De uroloog brengt de katheter zo steriel mogelijk in, om infectie te voorkomen.
Tijdens de behandeling uitklapper, klik om te openen
De katheter wordt ingebracht op de afdeling OK dagbehandeling, onder plaatselijke verdoving. Sommige patiënten krijgen van tevoren een blaaskatheter via de plasbuis, om de blaas te kunnen vullen met een zoutoplossing. Na het ontsmetten van de huid, wordt de huid plaatselijk verdoofd door middel van een injectie. Vervolgens maakt de arts een kleine snee in de verdoofde huid. Hierna prikt hij met een dikkere naald de blaas aan, dit kan een drukkend gevoel geven. Om deze naald heen zit een holle buis. Als hij de naald verwijdert, kan hij de katheter door deze buis rechtstreeks in de blaas plaatsen.
De buis wordt verwijderd en het ballonnetje aan het eind van de katheter wordt opgeblazen om te voorkomen dat de katheter uit de blaas glijdt. Ook wordt de katheter met een hechting aan de huid vastgezet. Het wondje wordt afgedekt met een steriel gaasje. De blaaskatheter via de plasbuis wordt verwijderd. Het plaatsen van de suprapubische katheter duurt ongeveer een kwartier.
Na de behandeling uitklapper, klik om te openen
Als u pijn heeft na het inbrengen van de katheter, kunt u een paracetamol gebruiken. U kunt meteen na de ingreep weer naar huis. Wij adviseren u om niet zelf terug naar huis te rijden. Na 1 of 2 weken kan uw huisarts de hechting verwijderen.
Leven met uitklapper, klik om te openen
Katheter verwisselen
De suprapubische blaaskatheter kan zes tot twaalf weken blijven zitten. Als de katheter voor de eerste keer verwisseld moet worden, doen we dit op de polikliniek. Als de oude katheter is verwijderd, wordt meteen de nieuwe katheter ingebracht, omdat de insteekopening vrij snel kan sluiten.
Uw huisarts of de wijkverpleegkundige kan de volgende keren de katheter verwisselen. We bestellen twee katheters en twee wisselsets voor u bij een medisch speciaalzaak. U heeft dan één reserveset voor noodgevallen. Als u een wisselset en een katheter hebt gebruikt, kunt u deze zelf weer bestellen bij deze medisch speciaalzaak.
Overmatige reactie, zoals groei van ‘wild vlees’ bij de insteekopening van de katheter, kunt u aanstippen met zilvernitraat. Als dit nodig is, geeft uw huisarts of de wijkzorg hier uitleg over.
Algemene aandachtspunten bij een katheter
- Zorg voor een goede hygiëne en was uw handen voor en na elke handeling met de katheter.
- Maak de insteekopening van de katheter iedere dag schoon met water en dek de opening af eventueel met een ingeknipt gaas. Dit gaas is alleen nodig wanneer er vocht langs de katheter uit de opening komt.
- U kunt met de katheter douchen; verwijder vooraf het gaasje rond de insteekopening.
- Ga niet baden of zwemmen, vanwege infectiegevaar.
- Let erop dat u voldoende drinkt. U moet per dag een urineproductie van 1,5 liter hebben. Daarom adviseren we u om 1,5 - 2 liter per 24 uur te drinken.
- In principe kunt u vrijwel alles met een suprapubische katheter doen, mede dankzij de opvangmaterialen. De katheter hoeft u niet in uw bewegingsvrijheid te belemmeren.
Omgaan met de katheter en opvang van de urine
- Plak de katheter met een flauwe bocht vast op uw buik met huidvriendelijke pleister; zo ontstaat er geen spanning op de katheter.
- Op de katheter kunt u een urinezak aansluiten, die u met een speciaal bandsysteem aan uw been kunt vastmaken. De beenzak wordt meestal op het boven- of onderbeen gedragen.
- Wanneer u de beenzak om het bovenbeen draagt moet u voorkomen dat een te grote lus de urineafvoer belemmert. Daarvoor kunt u de slang van de opvangzak op maat maken. Zie figuur 2A, B en C.
- Voor de dag heeft u een dagzak met een inhoud van een halve liter, de urinezak voor de nacht heeft een inhoud van anderhalve liter.
- De dagzak kan met beenbandjes om het been worden vastgemaakt. Wanneer u dit niet prettig vindt, bijvoorbeeld als de bandjes erg gaan knellen, is er een mogelijkheid van een beenzakhouder. Dit is een bredeband die u om het been doet, waar de katheterzak in gedaan kan worden.
Figuur 2A, B en C
- Let erop dat het kraantje aan de onderkant van de opvangzak dicht is.
- Door het kraantje te openen kunt u de urinezak legen in het toilet.
- De opvangzak moet dag en nacht lager hangen dan de blaas en deze mag niet op de grond liggen. Zorg er voor dat het kraantje nergens tegenaan komt. De kans op infecties wordt dan kleiner.
- Voor de nacht kunt u de nachtzak aan de dagzak koppelen. Zet het kraantje van de dagzak open en dat van de nachtzak dicht. U kunt de beenbanden ’s nachts afdoen. Hang de nachtzak met een rekje aan het bed.
Het verwisselen van urinezakken
Met een katheter moet zo schoon mogelijk worden omgegaan om infecties te voorkomen. Daarom moet u vóór en na het aansluiten en verwisselen van de katheterzakken uw handen wassen.
Het aansluiten van de been- of nachtzak op de katheter doet u als volgt:
- U pakt een nieuwe urinezak en sluit het kraantje.
- Bij gebruik van beenbandjes haalt u de knopen door de daarvoor bestemde openingen van de dagzak.
- U verwijdert het beschermdopje van de urinezak.
- U knijpt het uiteinde van de katheter tussen duim en wijsvinger dicht om te voorkomen dat er urine uit de katheter loopt, vervolgens haalt u de oude katheterzak uit de katheter.
- U kunt nu de nieuwe urinezak aansluiten.
- U kunt zowel de been- als de nachtzakken drie dagen gebruiken, spoel wel iedere dag de urinezakken door met kraanwater. U kunt eventueel een beetje huishoudazijn toevoegen bij het spoelen, dit neutraliseert onaangename geuren.
Let u er vooral na het aansluiten van een nieuwe zak op dat er geen knik in de slang zit en dat de katheter nergens trekt. De urine moet goed weg kunnen lopen, en de slang moet bij al uw bewegingen vrij blijven. Ook moet u nog alle bewegingen kunnen blijven maken.
Blaastraining
U kunt in overleg met de uroloog besluiten de blaas te trainen. Het is de bedoeling dat met deze training de functie van de blaas weer terugkomt. De katheter kan dan verwijderd worden en u kunt zelf weer plassen.
U traint de blaasfunctie met gebruik van een katheterstopje:
- Vervang ’s morgens de nachtzak door het katheterstopje.
- Probeer om de 2 à 3 uur uw blaas te legen, ook als u geen aandrang heeft. U gaat hiervoor naar het toilet en probeert eerst op de normale manier te plassen.
- Leegt u altijd uw blaas via het katheterstopje, door het nippeltje te openen. Ook als u via de normale weg geplast heeft.
- Misschien plast u in het begin helemaal niet, of heel weinig, en blijft er veel urine achter in de blaas. Dit is in het begin heel normaal.
- Voor de nacht sluit u een nachtzak aan in plaats van het stopje.
Volgt u geen blaastraining, dan kunt u overdag toch gebruik maken van een stopje. Dit kunt u dan ’s nachts verwisselen voor de nachtzak. Maak het katheterstopje iedere dag schoon met kraanwater.
Mogelijke complicaties
Iedere patiënt met een katheter heeft bacteriën in de urine. U krijgt hiervoor alleen antibiotica als u verschijnselen heeft van een ontsteking, zoals koorts. Verder kunt u bij langdurig gebruik van een suprapubische katheter te maken krijgen met de volgende problemen:
Lekkage langs de katheter
Sommige patiënten hebben urineverlies langs de katheter, of langs de normale weg via de plasbuis.
Dit kan komen door:
- Een knik In de katheter of in de slang van de katheterzak.
- Blaaskrampen; hierdoor kan de urine langs de katheter geperst worden. Blaaskrampen kunnen een gevolg zijn van een infectie of van irritatie door de katheter. Hiervoor kunt u medicijnen krijgen (Vesicare of Dridase).
Verstopping van de katheter
Als u een katheter heeft, ontstaat in de blaas wat neerslag (slijm of gruis) door afgestoten slijmvlies van de blaaswand. Soms ontstaat er steenvorming, dat zich hecht aan het uiteinde van de katheter. Hierdoor kan de katheter verstopt raken. Komt er geen urine meer via de katheter, neem dan contact op met de huisarts of wijkverpleging. Misschien moet dan de katheter verwisseld worden. Controleer eerst of een knik in de katheter of in de slang van de katheterzak de oorzaak is van de verstopping is.
Uitvallen van de katheter
Als de katheter uit de blaas is gegleden, moet zo snel mogelijk een nieuwe katheter worden ingebracht, omdat het gaatje snel kan sluiten. Neem daarom direct contact op met de huisarts of wijkverpleging.
Uitvallen van het katheterstopje
Het uiteinde van een katheter wordt na een tijdje slapper en wijder. U kunt een pleister of tape gebruiken om het katheterstopje beter vast te maken.
Contact opnemen
Neem contact op met uw huisarts bij:
- Pijn, hoge koorts of koude rillingen.
- Als de urine niet goed afloopt en er geen knik in de slang zit.
- Als de katheter eruit gevallen is. De katheter moet zo snel mogelijk weer ingebracht worden.
Als het nodig is, verwijst uw huisarts u door naar het ziekenhuis.
Meer informatie
De informatie op deze pagina’s is bedoeld als extra informatie naast het gesprek met de uroloog en de verpleegkundige op de polikliniek. Wanneer u na het lezen hiervan nog vragen heeft, dan kunt u contact opnemen met de verpleegkundige op de Poli Urologie tijdens het verpleegkundig telefonisch spreekuur.
U kunt ons bereiken maandag tot en met vrijdag van 8.30 - 9.00 uur en van 13.30 - 14.00 uur. Het telefoonnummer is 088 75 551 47.
Zorgkosten uitklapper, klik om te openen
Meer over zorgkostenContact uitklapper, klik om te openen
Hebt u vragen over uw behandeling of over uw afspraken? Neem dan contact op via Mijn UMC Utrecht (uw patiëntenportaal) of via de polikliniek Urologie
Polikliniek Urologie
Bereikbaar van maandag t/m vrijdag 08.30 - 12 uur en van 13.30 - 16 uur