Ik verwacht grote doorbraak bij het voorspellen van een voedselallergie
Ongeveer één op de vijf Nederlanders heeft een allergische ziekte zoals hooikoorts, astma, eczeem of een voedselallergie. Die laatste aandoening lijkt nog steeds in omvang toe te nemen. Dat onderstreept op de eerste plaats het belang van goede diagnostiek, stelt hoogleraar dermato-allergologie André Knulst. Die te verbeteren - “ik verwacht een grote doorbraak” - ziet hij daarom als een belangrijke opdracht. Hoe hij dat wil doen schetste hij tijdens zijn oratie op dinsdag 10 oktober 2017.
In een voedingsmiddel zitten meerdere stoffen, vooral eiwitten, ook wel allergenen genoemd, waarop patiënten allergisch kunnen reageren. Zij maken dan antistoffen die met een huid- of bloedtest kunnen worden aangetoond – de patiënten testen dan positief. Deze uitslag geeft echter geen zekerheid of ze klachten krijgen bij inname van het verdachte voedingsmiddel.
Bloedtest met specifieke allergenen
Inmiddels is het mogelijk om bij een aantal belangrijke voedingsmiddelen, zoals pinda, noten, koemelk en kippenei, na te gaan welke eiwitten specifiek de allergische reactie veroorzaken. Dat gebeurt met eenzelfde bloedtest. Dit keer echter is daar niet het extract van een voedingsmiddel aan toegevoegd, maar de specifieke allergenen ervan. Voor pinda kan met deze test bij 60 procent van de kinderen en ongeveer 30 procent van de volwassenen worden voorspeld of ze al dan niet klachten krijgen. Met de standaardtest kan dat maar bij ongeveer 7 procent. De eerste grote uitdaging voor André is daarom de bloedtest met specifieke allergenen te implementeren in de dagelijkse praktijk. Die zou dan door alle ziekenhuizen moeten worden uitgevoerd, niet alleen door de academische zoals nu vooral gebeurt.
BAT
Mogelijk is de basofielen activatie test (BAT), waarbij het voedingsmiddel in gezuiverde vorm wordt toegediend aan een beetje bloed van de patiënt nog betrouwbaarder. De BAT met specifieke allergenen heeft bij kinderen met verdenking pinda-allergie een voorspellende waarde van 80 procent.
De grootste klachtenvoorspeller is uiteraard de voedselprovocatietest, waarbij patiënten het verdachte middel krijgen toegediend. Maar die is omslachtig en belastend omdat ze daarvoor twee dagen in het ziekenhuis worden opgenomen en er klachten ontstaan als ze een allergie hebben.
Ernst allergie
Verder wil André erachter komen hoe het komt dat wie antistoffen voor een bepaald allergeen heeft niet altijd allergisch is. Wanneer meer bekend is op welke specifieke aangrijpingspunten (epitopen) de antistoffen aangrijpen, of er verschil is tussen patiënten met en zonder voedselallergie en zo ja welk dan, is het mogelijk een nieuwe generatie testen te ontwikkelen waarbij foutpositieve testen tot het verleden behoren. Die laatste zijn het grootste probleem bij de huidige diagnostiek. Als grootste uitdaging in de diagnostiek ziet hij het om de ernst van een allergie goed te kunnen voorspellen. Hij wil samen met het Laboratorium voor Translationele Immunologie, onderdeel van het speerpunt Infection en Immunity, inzetten op het vinden van nieuwe biomarkers om de verschillen tussen patiënten met ernstige en milde allergische reacties in kaart te brengen.