Er is bij u een uitstrijkje gemaakt om het ontstaan van baarmoederhalskanker vroegtijdig op te sporen. Een afwijkend uitstrijkje betekent meestal niet dat u baarmoederhalskanker heeft. Vaak heeft u een beperkte afwijking van de baarmoederhals, een mogelijk voorstadium. Deze verdwijnt vaak vanzelf weer, óf is met een kleine ingreep goed te behandelen.
De huisarts stuurt u door naar de gynaecoloog omdat er HPV (humaan papillomavirus) in het uitstrijkje zit, en omdat de cellen in het uitstrijkje er afwijkend uit zagen. De gynaecoloog kijkt met de microscoop naar de baarmoederhals. Dit onderzoek heet colposcopie. De gynaecoloog kijkt hoe sterk afwijkend de cellen zijn en hoe groot het afwijkende gebied is. Afhankelijk van het onderzoek bespreekt de gynaecoloog met u of een stukje weefsel (biopsie) nodig is van de baarmoederhals voor verder onderzoek. Soms behandelt de gynaecoloog meteen de afwijking. Bij een behandeling wordt een groter gebied van de baarmoederhals weggenomen. Dit gebeurt met een lisexcisie. Na een half jaar tot een jaar komt u terug bij de gynaecoloog voor een controle-uitstrijkje. Ook als u geen behandeling heeft gehad.
Hoe ontstaat baarmoederhalskanker?
Baarmoederhalskanker ontstaat vrijwel altijd door een besmetting met HPV, het humaan papillomavirus. Je kunt je niet beschermen tegen besmetting met dit virus. Er zijn meer dan 100 soorten HPV. Sommigen daarvan geven een verhoogd risico op baarmoederhalskanker. Deze worden het hoog risico humaan papillomavirus (hrHPV) genoemd.
hrHPV
Het virus kan de baarmoederhals besmetten bij seksueel contact. Het virus zit vaak al in de schaamstreek. Naast vaginale seks kan het virus ook door voorwerpen die de vagina in gaan, de baarmoederhals besmetten.
- Bijna iedereen die seksueel actief is, raakt een keer besmet met hrHPV.
- Condooms beschermen wel enigszins maar niet volledig tegen HPV-besmetting.
- U of uw partner merkt het niet als u hrHPV heeft.
- Bij mannen heeft het veel minder vaak gevolgen dan bij vrouwen.
- Bijna altijd ruimt het lichaam hrHPV weer op binnen 2-3 jaar.
- Als er HrHPV wordt gevonden in een uitstrijkje, kunt u het virus dus al langere tijd hebben.
- Er is geen behandeling voor hrHPV. Meestal verdwijnt het virus vanzelf. Behandeling van uw partner met eventueel hrHPV is niet mogelijk.
- hrHPV kan afwijkende cellen van de baarmoederhals geven. Deze kunnen behandeld worden. Daarmee voorkom je dat afwijkende cellen kunnen uitgroeien tot baarmoederhalskanker.
- Hoe afwijkend de cellen zijn in het uitstrijkje, wordt aangegeven in een PAP uitslag. PAP 1 betekent dat de cellen normaal zijn. Afwijkende uitslagen zijn PAP 2, 3a, 3b, 4 of 5.
- hrHPV is niet erfelijk.
- Vrouwen die roken, kunnen het hrHPV-virus minder goed kwijt raken.
- Als u stopt met roken, is de kans groot dat uw lichaam de afwijkende cellen op de baarmoederhals weer kan herstellen zonder behandeling.
Baarmoederhalskanker
- Baarmoederhalskanker komt bijna altijd door een langdurige besmetting met hrHPV.
- Vrouwen tussen de 30 en 45 jaar hebben de grootste kans op baarmoederhalskanker.
- Baarmoederhalskanker is niet erfelijk.
- Het duurt lang voordat een hrHPV- infectie tot baarmoederhalskanker leidt. Dat kan zo’n 10 tot 15 jaar duren.
Voorbereiding uitklapper, klik om te openen
Onderzoek
Welk onderzoek doet de gynaecoloog?
U heeft een afwijkende uitslag van uw uitstrijkje. Daarom gaat u voor onderzoek naar de gynaecoloog. De gynaecoloog kijkt met een microscoop naar uw baarmoederhals. Dat heet een colposcopie. U heeft eerst een gesprek met de gynaecoloog. De gynaecoloog zal u een
aantal vragen stellen en informatie geven over:
- Afwijkende uitstrijkjes
- HPV
- De colposcopie
- De eventuele behandeling
- Het vervolgtraject
Aarzel niet om vragen te stellen. De colposcopie vindt daarna plaats. Als u wilt, kunt u ook iemand meenemen die tijdens het onderzoek bij u is.
Tijdens het onderzoek uitklapper, klik om te openen
Colposcopie
De gynaecoloog brengt een spreider (ook wel eendenbek genoemd) in de vagina, net als bij het maken van een uitstrijkje. Dit kan een onplezierig gevoel geven. Voor de ingang van de vagina plaatst de gynaecoloog een microscoop met een fel licht. Dit is de colposcoop. De gynaecoloog kan zo goed naar de baarmoederhals en de vagina kijken. Om meer details te kunnen zien, brengt de gynaecoloog één of meerdere kleurstoffen op de baarmoederhals aan:
- De ene kleurstof is azijnzuur, dit kunt u soms wat ruiken. Sommige vrouwen voelen de vloeistof wat prikken.
- De andere kleurstof is lugol, een geurloze bruine kleurstof (bevat jodium). Geef aan uw gynaecoloog door als u allergisch bent voor jodium.
De gynaecoloog bespreekt daarna met u of het nodig is om:
- Af te wachten
- Biopten te nemen
- U meteen te behandelen (lisexcisie)
Hieronder volgt uitleg over de verschillende opties.
Afwachten
De gynaecoloog bekijkt de baarmoederhals goed. Als de gynaecoloog geen verdachte plekjes ziet, is een biopsie of een behandeling niet nodig. Uiteraard zal u wel onder controle blijven. Informatie hierover kunt u verderop lezen onder het kopje: ‘Hoe ziet uw vervolg traject eruit?’.
Biopten
Ziet de gynaecoloog een afwijking? Dan neemt de gynaecoloog met een kleine tang een of meerdere stukjes weefsel uit het afwijkende gebied. Dat kan even pijn doen. U voelt dit minder als u hoest tijdens het afnemen van het biopt. Ook kan het zijn dat de gynaecoloog voorstelt om het afwijkend plekje direct te verwijderen (zie hiervoor de informatie verderop over ‘Lisexcisie’). Dit gebeurt met lokale verdoving. Door het biopt ontstaat een klein wondje dat kan bloeden. Soms stipt de gynaecoloog het wondje aan met zilvernitraat om het bloeden te verminderen. U voelt dan wat lichte krampen onder in de buik. Meestal is de bloeding heel licht en is gebruik van een maandverband voldoende. Het bloedverlies verdwijnt meestal vanzelf binnen enkele dagen. Duurt het langer of is het meer dan een gewone menstruatie? Neem dan contact op met het ziekenhuis. De patholoog onderzoekt het weefsel onder de microscoop. De gynaecoloog belt u na één tot twee weken om de uitslag door te geven.
Na het onderzoek uitklapper, klik om te openen
Uitslag
Welke uitslagen kan ik verwachten?
De uitslag van het baarmoederhalsonderzoek door de gynaecoloog wordt uitgedrukt in CIN. CIN is een afkorting van Cervicale Intra-epitheliale Neoplasie.
Uitslag betekenis
- CIN 1 lichte afwijking
- CIN 2 matige afwijking
- CIN 3 ernstige afwijking
Bij welke uitslag is een behandeling nodig?
CIN 1
- Geen behandeling nodig
- De afwijkende cellen verdwijnen meestal vanzelf
- Er moeten wel vervolguitstrijkjes gemaakt worden om dit te controleren
CIN 2
- Hierbij is soms behandeling nodig
- Ook deze afwijkende cellen kunnen vanzelf verdwijnen
- De gynaecoloog geeft een advies om af te wachten of te behandelen.Hierbij houdt zij/hij rekening met uw leeftijd en of u nog een kinderwens heeft.
CIN 3
- De gynaecoloog raadt een behandeling aan
- De kans is klein dat de afwijking vanzelf verdwijnt
- Passen de uitslag van uw uitstrijkje én de bevindingen van de colposcopie bij een CIN 3 afwijking? Dan kan de gynaecoloog besluiten om geen biopten af te nemen, maar direct een behandeling uit te voeren (lisexcisie).
Behandeling
Welke behandelingen zijn mogelijk?
Mogelijke behandelingen na colposcopie zijn:
- Lisexcisie
- Conisatie
Hieronder krijgt u informatie over:
- De behandeling
- Het herstel na de behandeling
- De risico’s van de behandeling
Lisexcisie
Bij een lisexcisie neemt de gynaecoloog een stukje weefsel van de baarmoederhals weg. Hierin zitten de afwijkende cellen. De gynaecoloog gebruikt voor het wegnemen een dunne metalen lis. Dat is een draad in de vorm van een lus. De lis wordt elektrisch verhit. De ingreep vindt meestal plaats op de poliklinische behandelkamer. U krijgt een lokale verdoving in de baarmoederhals. Wilt u liever een ruggenprik, narcose of een roesje? Bespreek dit dan met uw gynaecoloog.
Hoe verloopt deze ingreep?
- Deze ingreep vindt poliklinisch plaats (u kunt direct na de ingreep weer naar huis).
- U krijgt een plastic plakker op uw been om de stroom te geleiden.
- De gynaecoloog brengt een spreider in om de baarmoederhals te zien.
- De gynaecoloog verdooft uw baarmoederhals terwijl zij/hij u vraagt te hoesten. De verdovingsprikken worden qua pijn door veel vrouwen vergeleken met een verdovingsprik bij de tandarts. In de verdoving zit ook adrenaline. Hierdoor kan uw hartslag tijdelijk wat sneller zijn. Dit kan een gejaagd gevoel geven, een warm gevoel of hartkloppingen.
- De gynaecoloog neemt met een dunne metalen lis een stukje van de baarmoederhals weg. De lis is elektrisch verhit. Van de lisexcisie zelf voelt u meestal niets, behalve warmte van de rook. Wel geeft het wegbranden soms een onaangenaam geluid of een branderige geur en kunt u wat rook zien. De patholoog onderzoekt het weefsel onder de microscoop. De gynaecoloog belt u op met de uitslag van dat onderzoek na één tot twee weken.
Nadelen van een lisexcisie
De baarmoederhals wordt korter. Hierdoor neemt de kans op een vroeggeboorte bij een zwangerschap iets toe. Deze kans neemt vooral toe als je twee of meer keer een lisexcisie hebt gehad.
Hoe is het herstel na een lisexcisie?
- Door de lisexcisie is er een kleine wond in de baarmoederhals. De wond geeft bloederige afscheiding. Dit kan enkele weken aanhouden. Na ongeveer een week kunt u opnieuw of meer bloedverlies krijgen. Het korstje laat dan los, dit is normaal. Gebruik voor het opvangen van dit bloed/afscheiding geen tampons, alleen maandverband.
- Adviezen voor een vlot herstel: zolang u bloedverlies of bloederige afscheiding heeft, is het verstandig niet te vrijen, geen tampons te gebruiken, niet te zwemmen of in bad te gaan. Zo verlaagt u de kans op een ontsteking van de wond.
Wanneer neemt u contact op?
- Bij koorts
- Veel bloedverlies (meer dan bij een menstruatie). Ruim bloedverlies treedt op bij 1 op 20 vrouwen.
- Bij twijfel
Conisatie
Is de afwijking te groot voor een lisexcisie? Of ligt de afwijking verder in de baarmoederhals? Dan kunt u een conisatie krijgen. De arts snijdt dan een kegelvormig stukje weefsel weg met een (elektrisch) mesje. Dat gebeurt onder sedatie (verlaging van het bewustzijn door het toedienen van een slaapmiddel), algehele narcose of met een ruggenprik.
Hoe verloopt deze ingreep?
- Deze ingreep gebeurt op de operatie- of sedatie kamer. U krijgt algehele narcose of een ruggenprik.
- De gynaecoloog snijdt een kegelvormig stukje weefsel weg met een mes en hecht de baarmoederhals.
- Als u ruim blijft bloeden, plaatst de gynaecoloog een speciale tampon. Met deze tampon kunt u niet plassen. Daarom krijgt u dan ook een katheter in de blaas. De verpleegkundige verwijdert de tampon en katheter na enkele uren.
- U gaat dezelfde dag nog naar huis.
- De patholoog onderzoekt het weefsel onder de microscoop. De gynaecoloog belt u op met de uitslag van dat onderzoek na één tot twee weken.
Nadelen van een conisatie
- Er is algehele narcose of een ruggenprik nodig.
- De kans op vroeggeboorte is groter dan bij een lisexcisie.
- Ontstaan van littekenweefsel in het kanaal in de baarmoederhals. Menstruatiebloed kan dan niet goed uit de baarmoeder weg. Dit geeft klachten bij de menstruatie: minder bloedverlies en meer buikpijn dan u gewend bent.
Hoe is het herstel na een conisatie?
Door de conisatie is er een kleine wond. Deze kan één tot enkele weken licht bloederige afscheiding geven. Het bloedverlies zal steeds minder worden. Na ongeveer een week kunt u opnieuw of meer bloedverlies krijgen. Het korstje heeft losgelaten, dit is normaal.
- Adviezen voor een vlot herstel: zolang u bloedverlies of bloederige afscheiding heeft, is het verstandig niet te vrijen, geen tampons te gebruiken, niet te zwemmen of in bad te gaan. Zo verlaagt u de kans op een ontsteking van de wond.
Wanneer neemt u contact op?
- Bij koorts
- Veel bloedverlies (meer dan bij een menstruatie). Ruim bloedverlies treedt bij 1 op 20 vrouwen op.
- Bij twijfel
Hoe ziet het vervolgtraject eruit?
U blijft onder controle van de gynaecoloog. Afhankelijk van de uitslag van de colposcopie en eventueel van het weefsel als dat is afgenomen (biopt), wordt een uitstrijkje na 6 of 12 maanden herhaald. Er wordt in het eerste vervolguitstrijkje gekeken naar de aanwezigheid van afwijkende cellen (de PAP-uitslag) en naar de aanwezigheid van hrHPV. Hoe snel daarna een tweede vervolguitstrijkje nodig is, hangt af van de uitslag. De gynaecoloog bespreekt dit met u zodra de uitslagen bekend zijn. Zijn de uitslagen van de uitstrijkjes weer goed? Dan adviseert de gynaecoloog u verdere uitstrijkjes (weer) via het bevolkingsonderzoek te laten uitvoeren.
Wat kunt u zelf doen?
Roken zorgt ervoor dat het lichaam het hrHPV-virus minder goed kan opruimen. Wij adviseren u te stoppen met roken. Daardoor is de kans groter dat de afwijking vanzelf verdwijnt en niet meer terugkomt. Heeft u hulp nodig bij het stoppen met roken? Bespreek dit met uw gynaecoloog of huisarts, of kijk op www.ikstop.nl.
Wilt u meer weten?
Als u nog vragen heeft, kunt u die aan uw behandelend arts stellen of contact opnemen met de patiëntenvereniging Olijf. Olijf is het netwerk voor vrouwen met gynaecologische kanker. Zij brengt vrouwen met elkaar in contact om hun ervaringen en kennis te delen; zorgt voor belangenbehartiging bij het verbeteren van de kwaliteit van zorg en leven; en verzamelt en geeft informatie. Zie daarvoor www.olijf.nl. Er is ook meer informatie te vinden op www.kanker.nl. Deze website is een initiatief van KWF Kankerbestrijding, Integraal Kankercentrum Nederland (IKNL) en de Nederlandse Federatie van Kankerpatiënten (NFK). Of op www.thuisarts.nl en bij het RIVM: www.rivm.nl.
Verantwoording tekst
NVOG-werkgroep Oncologische Gynaecologie
Contact uitklapper, klik om te openen
Wilt u een afspraak maken of hebt u vragen? Neem dan contact op met de polikliniek gynaecologie.
Samenwerking met Bergman Clinics
UMC Utrecht gynaecologen zien nieuwe patiënten met gynaecologische klachten voor onderzoek en eventuele behandelingen in Bergman Clinics. Zowel UMC Utrecht als Bergman Clinics streven naar ‘Juiste zorg op de Juiste plek’ en kwalitatief hoogstaande gynaecologische zorg met korte toegangstijden. Op die manier maakt het UMC Utrecht ruimte voor de huidige en vooral toekomstige patiënten die meer specialistische zorg nodig hebben of voor patiënten met een complexe achtergrond.