Meer onderzoek nodig naar Hypothalaam Syndroom bij kinderen
Meer onderzoek nodig naar Hypothalaam Syndroom bij kinderen
Er zijn kinderen die altijd honger voelen en kampen met fors overgewicht omdat hun verzadigingsgevoel ‘stuk’ is. Deze kinderen hebben daarnaast hormonale problemen, kunnen een verstoord dag-nacht ritme hebben en soms ook nog temperatuurs dysregulatie, waardoor ze niet lekker in hun vel zitten. Het Hypothalame Syndroom heeft enorme consequenties voor opgroeiende kinderen en hun families. Deze zeldzame aandoening wordt vaak laat ontdekt en er is nog geen remedie. Over het Hypothalame Syndroom schreef UMC Utrecht kinderendocrinoloog Hanneke van Santen, met andere internationale experts een artikel dat recent verscheen in het gerenommeerde wetenschappelijke tijdschrift Nature reviews | Disease Primers.
De jonge patiënten met een Hypothalaam Syndroom - waar Van Santen onderzoek naar doet - hebben problemen met hun hypothalamus. De hypothalamus maakt deel uit van de hersenen en stuurt het autonome zenuwstelsel aan dat verantwoordelijk is voor de ademhaling, hartslag en het reguleren van de lichaamstemperatuur. De hypothalamus stuurt ook het hormonale systeem aan. Dat gebeurt door de aanmaak van hormonen en via de bloedbaan door de beïnvloeding van de hypofyse. De hypothalamus regelt ook het dag- en nachtritme en de energiehuishouding met behulp van hongergevoel of juist het gevoel van verzadiging.
Patiënten met een hypothalaam syndroom komen veelal bij kinderarts Hanneke van Santen terecht omdat ze onbegrepen dik zijn geworden, of omdat de lengtegroei of puberteitsontwikkeling achterblijft. Bij een deel van deze kinderen is het genetisch, bij een ander deel wordt een goedaardige hersentumor ontdekt die aan de hypofyse vastzit: een Craniofaryngeoom. De prognose van deze tumor is goed. De kwaliteit van leven na behandeling kan echter sterk achteruitgaan. “Deze laaggradige hersentumor bevindt zich in een kwetsbaar gebied”, zegt Van Santen. “Deze kinderen behandelen we in het Prinses Máxima Centrum want het team dat je nodig hebt voor deze ingewikkelde tumor is het team van de neuro-oncologie.” De kwaliteit van het leven na de operatie wordt bepaald door de mate van schade aan de hypothalamus. Deze kan beschadigd zijn door de tumor, maar ook door de operatie. Van Santen onderzoekt hoe deze schade zoveel mogelijk kan worden voorkomen of beperkt. “In samenwerking met collega Marc van de Wetering en prof. Eelco Hoving (Prinses Máxima Centrum) ontwikkelen wij manieren om neurochirurgische schade te beperken zoals door de ontwikkeling van een organoide model met drug screens en de introductie van intra-operatieve MRI. Ook introduceren we nieuwe behandelingen voor hypothalame obesitas zoals met dexamfetamines.”
Patiënten met een niet goed functionerende hypothalamus kunnen met uiteenlopende klachten te maken krijgen: een voortdurend hongergevoel, een vertraagde verbranding, een verstoorde temperatuurregeling van het lichaam en een verstoord slaap-waakritme. Ook een combinatie van klachten komt voor en het beeld verandert naar mate kinderen ouder worden. “Ik zie ouders binnenkomen met een peuter die niet goed eet en groeistoornissen heeft. Door wetenschappelijk onderzoek weten we dat deze peuter straks als 10-jarige waarschijnlijk geneigd zal zijn om constant te veel te eten. Dat heeft te maken met de rijping van de hypothalamus. Ouders die hun kind eerst actief moeten stimuleren om te eten, moeten dus enkele jaren later hun kind motiveren om juist minder te eten. Die omslag kan ingewikkeld zijn voor ouders. Wanneer in een gezin één kind altijd hongerig is en sneller overgewicht krijgt, beïnvloedt dat het dagelijkse leven voor alle leden van het gezin. Bedenk maar eens hoe eten in onze cultuur verweven is; iedere feestdag gaat gepaard met eten zoals nu paaseieren of oranje tompouces. Zo’n feestdag is voor deze gezinnen vaak helemaal niet zo feestelijk, maar weer een lastige dag met strijd over het eten. Het vergt intensieve begeleiding, vaak 24/7.”
Preventie
Om kinderen met een hypothalaam syndroom optimaal te begeleiden heeft Van Santen een multidisciplinair team opgezet. Hierin werken de kinderendocrinoloog, psycholoog, kinderpsychiater, diëtist, fysiotherapeut, neuroloog, revalidatiearts en oncoloog nauw samen. “We bouwen als team expertise op met betrekking tot deze zeldzame aandoening en krijgen we ook meer inzicht in de symptomen. Dat verschilt namelijk per patiënt. We zien dat er vaak al langer klachten bestonden voordat het hypothalame syndroom werd herkend door de huisarts of kinderarts. Dat is niet gek want het is zeldzaam. Bewustwording creëren is dus van belang", zegt ze. “Als alarmsignalen beter herkend worden kunnen we met een MRI kleine tumoren bij de hypofyse eerder opsporen en die zijn goed te behandelen. Zodra de hypothalamus echter is beschadigd heb je een probleem. Een beschadigde hypothalamus leidt tot (morbide) obesitas, gedragsproblemen en diabetes insipidus zonder adequaat dorstgevoel wat zeer lastig te behandelen is. Daarnaast ligt ook de oogzenuw in dit gebied. Vroeg herkenning van hypothalame dysfunctie kan, in het geval van een tumor in dit gebied, visusverlies en zelfs blindheid voorkomen.”
Europese samenwerking
“Mijn doel is om patiënten met hypothalame dysfunctie in de toekomst ook daadwerkelijk iets te kunnen bieden”, erkent Van Santen. “Ik merk dat er binnen het WKZ, het speerpunt Child Health en het Prinses Máxima Centrum veel draagvlak is voor dit onderzoeksthema. Binnen het UMC Utrecht is er ook een waardevolle samenwerking met internist-endocrinoloog Aline Stades en Hoogleraar Endocrinologie Gerlof Valk, wat transitie van patiënten waarborgt. Deze support en de erkenning van de Nederlandse Federatie van Universitair Medische Centra als expertisecentrum voor zeldzame hypothalame aandoeningen motiveren mij enorm om het onderzoek vanuit Utrecht verder uit te breiden.”
Daarbij kiest Van Santen voor internationale samenwerking. “De aandoening is zeldzaam, dus voor onderzoek en vergroten van de kennis hebben we samenwerking nodig. Zoals bij veel zeldzame aandoeningen helpt het om internationale studies op te zetten. Ik hoop een Europees consortium op te richten, zodat we gezamenlijk gaan onderzoeken welke interventies deze patiënten kunnen helpen.
Ook is er meer bekendheid nodig over het hypothalame syndroom zodat het eerder herkend wordt. “Daarom ontwikkel ik samen met collega arts en professor dr. Hermann Müller (Oldenburg) een tool waarmee we patiënten op een uniforme wijze kunnen classificeren. Daarmee kun je vroegtijdig karakteristieken herkennen. Het beeld verschilt per patiënt, maar ik ben ervan overtuigd dat als bepaalde patronen inzichtelijk worden we wel meer voor deze patiënten kunnen gaan betekenen.”