Precisiegeneeskunde om effectief te behandelen
Precisiegeneeskunde om effectief te behandelen
Marcel Kool, hoogleraar Hersentumoren bij kinderen aan het UMC Utrecht, sprak woensdag 24 januari zijn oratie uit, getiteld ‘Pediatric Brain Tumors – WHO cares!?’ over de verschillende soorten tumoren bij kinderen, de ontwikkelingen in de precisiegeneeskunde en de zoektocht naar effectieve behandelingen.
Elk jaar wordt bij zo’n 180 kinderen een hersentumor vastgesteld. Ongeveer de helft van deze kinderen heeft een tumor die moeilijk te behandelen is. Voor hen is genezing niet of nauwelijks mogelijk. Marcel Kool, onderzoeksgroepsleider in het Prinses Máxima Centrum: ‘Er zijn heel veel verschillende soorten hersentumoren bij kinderen. De variatie is groot en de aantallen zijn klein. Voor al deze typen tumoren willen we effectieve behandelingen te vinden. Het behandelen van deze tumoren is een immense uitdaging want dat wat werkt voor de ene tumor, is niet effectief voor een andere.’
In zijn onderzoek heeft Marcel Kool de laatste jaren een completer inzicht gekregen van de verschillende soorten hersentumoren die er zijn bij kinderen. ‘Dit heeft geleid tot een veel betere indeling (classificatie) op basis van moleculaire en genetische verschillen. En tot een verdeling van patiënten in groepen (stratificatie). Op basis van hoe goed de tumor op een bepaalde behandeling reageert, kunnen we precisiegeneeskunde toepassen. Daarin hebben we voor de meeste soorten hersentumoren bij kinderen voortgang geboekt.’
Marcel Kool begon zijn carrière aan de Landbouwuniversiteit in Wageningen, waar hij promoveerde op het gebied van virussen bij insecten. Het medische veld trok hem meer, dus hij maakte de stap naar het Nederlands Kanker Instituut. Kool kwam voor het eerst in aanraking met kinderkanker in het Academisch Medisch Centrum (AMC), waar hij zich als onderzoeksgroepsleider richtte op genetische veranderingen in onder andere hersentumoren. In 2011 verhuisde hij naar Heidelberg in Duitsland, om in het German Cancer Research Center DKFZ en later ook in het Hopp-KiTZ kindertumorcentrum onderzoek te doen naar hersentumoren bij kinderen. Sinds 2019 verdeelt hij zijn tijd tussen het Hopp-KiTZ en het Prinses Máxima Centrum. In het Máxima leidt hij een tweede onderzoeksgroep met dezelfde focus. Ook speelt Kool een belangrijke rol in het twinning program tussen de beide instituten.
Hersentumoren vormen bij kinderen ongeveer een kwart van alle gevallen, terwijl bij volwassenen het maar in 1-2% van alle gevallen om een hersentumor gaat. Met het onderzoek in zijn groepen in Heidelberg en het Prinses Máxima centrum hoopt Kool een beter inzicht te krijgen in met name de embryonale hersentumoren zoals medulloblastomen en ATRTs, maar bijvoorbeeld ook in ependymomen en andere, meer recent ontdekte soorten hersentumoren.
Het stellen van de juiste diagnose is essentieel voor de verdere behandeling en geeft ook een beter inzicht over het verdere mogelijke verloop van de tumor. Kool legt uit: ‘We kijken naar moleculaire veranderingen in de tumoren, en naar genetica en epigenetica: verschillen in het DNA en de controle ervan. Zo krijgen we een goed beeld van mogelijke doelwitten voor medicijnen.’
Voor onderzoek naar de biologie van kinderhersentumoren en het vinden van nieuwe en betere behandelingen zijn veel en goede modellen in het lab nodig, vertelt Kool. ‘Met een grote internationale groep collega’s werken we aan zulke modellen. Bijvoorbeeld organoïden, een soort 3D-minitumoren die we in het lab kunnen kweken, en muismodellen waarin we tumorweefsel van kinderen met een hersentumor kunnen bestuderen. Zo proberen we de vele zeldzame soorten hersentumoren zo goed mogelijk na te bootsen in het lab. Vervolgens kunnen we die modellen gebruiken om te testen of veelbelovende doelgerichte medicijnen inderdaad goed werken, en welke tumoren op het medicijn reageren. Zo kunnen we voor elke soort hersentumor de meest effectieve behandeling selecteren.’
Met zijn hoogleraarschap wil Kool het onderzoek naar kinderhersentumoren bij het Máxima, in samenwerking met het UMC Utrecht en het Hopp-KiTZ, internationaal nog beter op de kaart zetten. Ook wordt hiermee de samenwerking met de volwassen neuro-oncologie versterkt, wat belangrijk is omdat kind specifieke hersentumoren ook bij jong volwassenen kunnen voorkomen.
‘Samen kunnen we ervoor zorgen dat kennis uit het lab sneller vertaald wordt naar klinische studies, zodat we specifieke medicijnen of combinaties daarvan kunnen geven aan de kinderen en volwassenen die er het meeste baat bij hebben.’