Uw vaatspecialist heeft u stollingsremmende medicijnen voorgeschreven vanwege uw aandoening of operatie van de bloedvaten. Dit zijn medicijnen die ervoor zorgen dat het bloed minder snel stolt. Hier vindt u informatie over de werking en het gebruik van verschillende soorten stollingsremmende medicijnen. Uw vaatspecialist legt u uit waarom u voor één of meerdere ervan in aanmerking komt.
Gevolgen van bloedstolling uitklapper, klik om te openen
Bloedstolling is van levensbelang. Dankzij bloedstollingen worden ‘gaatjes’ in onze bloedvaten snel gedicht. De stolling kan echter op ongewenste plaatsen voorkomen, waardoor het bloedvat wordt afgesloten. Dit wordt trombose genoemd. Het bloed kan dan bepaalde weefsels niet meer bereiken. Het heeft met name grote gevolgen als de bloedvatafsluiting in het hart (hartinfarct) of in de hersenen (beroerte) voorkomt. Het ontstaan van ongewenste stolling kan aan de kwaliteit van het bloedvat liggen (bijvoorbeeld door slagaderverkalking) of aan een trage bloedsomloop (bijvoorbeeld tijdens langdurige bedrust). Tot slot kan de oorzaak ook in het bloed zelf liggen, als de stollingsneiging te groot is. Hieronder worden de meest gebruikte stollingsremmende medicijnen besproken.
Plaatjesremmers uitklapper, klik om te openen
De bekendste plaatjesremmer is acetylsalicylzuur, ook wel bekend onder de naam Asprine® en Ascal®. Het is een stof die het samenklonteren van bloedplaatjes voorkomt of afremt. Door het samenklonteren van deze plaatjes kunnen namelijk kleine bloedvaatjes verstopt raken. Het zijn langwerkende medicijnen. Dit houdt in dat deze medicijnen na het stoppen van innemen nog enkele dagen tot weken effect kunnen hebben op de stolling. Neem contact op met uw specialist indien niet duidelijk is of u met deze medicijnen kunt doorgaan rond een ingreep of operatie.
Bijwerkingen komen bij deze medicijnen weinig voor. Denkt u wel bijwerkingen van deze medicijnen te ondervinden, meldt u dit dan direct aan uw specialist of huisarts. Andere vaak voorgeschreven plaatjesremmers zijn dipyridamol (Persantin®), clopidogrel (Plavix®) of prasugrel.
Antistollingsmiddelen -I uitklapper, klik om te openen
Van deze middelen wordt gezegd, dat ze het bloed dunner maken, maar dat is eigenlijk niet juist. Ze voorkomen of verminderen de stollingsneiging van het bloed en daarmee het ontstaan van stolsels op de binnenkant van de bloedvaten. Het zijn langwerkende medicijnen. De bekendste middelen zijn Sintrommitis® (acenocoumarol) en Marcoumar (fenprocoumon). Wanneer u één van deze antistollingsmiddelen gebruikt, moet uw bloed regelmatig gecontroleerd worden door het laboratorium. Aan de hand van de uitslag stelt de specialist vast hoeveel tabletten u moet innemen. Het is belangrijk dat u precies het voorgeschreven aantal tabletten inneemt om ervoor te zorgen dat de antistollende werking niet te groot is (kans op bloedingen), maar ook niet te klein (kans op trombose). Meer of minder voorgeschreven tabletten betekent niet dat het beter of slechter gaat, maar heeft alleen betrekking op de antistollende werking van deze medicijnen op uw bloed.
Dosering
Zolang u in het ziekenhuis verblijft, schrijft uw eigen specialist de dosering van deze antistollingsmiddelen voor. Gaat u na uw ziekenhuisopname door met het gebruik van deze medicijnen, dan neemt de trombosedienst de controle over. De trombosedienst spreekt met u af wanneer u voor de controle wordt verwacht. Die vindt plaats op een hoofdvestiging van de trombosedienst of op een prikpost bij u in de buurt. Zo nodig wordt u thuis geprikt. U ontvangt de volgende dag per post een lijst (doseringskalender) waarop staat hoeveel tabletten u op welke dag in moet nemen. Tijdens de eerste controle van de trombosedienst ontvangt u een boekje met informatie over de werkwijze van de trombosedienst en tal van praktische tips.
Bijwerkingen
Tijdens het gebruik van antistollingsmiddelen bent u meer vatbaar voor bloedingen, bijvoorbeeld: bloedend tandvlees, een bloedneus, hevige menstruatie, bloed in de urine of ontlasting. In al deze gevallen neemt u contact op met de trombosedienst, uw huisarts, of behandelend specialist.
Andere medicijnen
Daarnaast zijn er medicijnen die de werking van antistollingsmedicijnen versterken of verzwakken. Het is daarom belangrijk dat uw specialist of de trombosedienst op de hoogte is van alle medicijnen die u gebruikt.
Alcohol
Evenals medicijnen, heeft alcohol ook invloed op de werking van deze middelen. Globaal kan aangegeven worden dat het gebruik van maximaal één à twee glazen alcohol per dag geen bezwaar oplevert. Verder zal uw specialist aangeven hoelang de behandeling met antistollingsmiddelen ongeveer gaat duren.
Antistollingsmiddelen – II uitklapper, klik om te openen
Een ander antistollingsmiddel is heparine. Dit middel kan zowel per infuus (in de ader) als met een injectie vlak onder de huid worden toegediend. Als dit middel per injectie wordt toegediend, gaat het om een bepaald soort heparine: Fraxiparine® . Heparine of Fraxiparine ® werkt onmiddellijk na inspuiting, in tegenstelling tot tabletten. Per infuus is de werking sterker dan per injectie. Heparine is een kortwerkend medicijn. Dit houdt in dat één dag na het stoppen met de behandeling, deze medicijnen al vrijwel uitgewerkt zijn. Als de heparine ter voorkoming van trombose wordt toegediend, hoeft de stolling van uw bloed niet gecontroleerd te worden. Heeft u echter al een bloedvatafsluiting, dan wordt de heparine (altijd per infuus) in hogere dosering gegeven en is controle van het bloed wel nodig.
Combinatie van stollingsremmende medicijnen
Het kan voorkomen dat uw specialist u behandelt met een combinatie van stollingsremmende medicijnen. Het duurt namelijk minimaal vijf dagen voordat het volledige effect van Sintrommitis® of Marcoumar® is bereikt. Om u gedurende die eerste dagen toch te beschermen tegen ongewenste bloedstolling, zal de specialist u tevens behandelen met een snelwerkend medicijn, zoals heparine of Fraxiparine® (per infuus of injectie). Heeft het bloed de gewenste stolling, kan worden volstaan met alleen tabletten.
Vragen uitklapper, klik om te openen
Uw specialist legt u steeds uit waarom u voor één of meerdere van de bovengenoemde medicijnen in aanmerking komt. Hebt u nog vragen? Neemt u dan contact op met uw behandelend specialist, zaalarts of verpleegkundige van de afdeling waar u bent opgenomen.
De polikliniek Hart- en vaatcentrum is bereikbaar van maandag tot en met vrijdag van 8.30 - 12.00 uur en van 13.30 - 16.00 uur via telefoonnummer 088 75 569 02.
Buiten kantooruren kunt u contact opnemen met afdeling D4 oost via telefoonnummer 088 75 580 42.
Enkele nuttige adressen uitklapper, klik om te openen
Trombosestichting Nederland
Postbus 100
2250 AC Voorschoten
www.trombosestichting.nl
E-mail: tsn@trombosestichting.nl
Vereniging van Vaatpatiënten
De Vereniging van Vaatpatiënten behartigt de belangen van vaatpatiënten bij onder andere de zorgverzekeraars en geeft advies en voorlichting.
Postbus 123
3980 CC Bunnik
Telefoonnummer 030 65 946 51