Treponema pallidum is de verwekker van lues of syfilis, een sexueel overdraagbare bacteriële infectie. De ziekte heeft een grote variatie in klinische presentatie en wordt daarom vaak ‘the great imitator’ genoemd. De laboratoriumdiagnostiek berust vooral op serologie, maar deze kan bij een vroege primaire lues nog negatief zijn. De screeningstest voor lues is de chemiluminescentie bepaling waarmee treponema-specifieke antistoffen worden aangetoond. Bij een positieve uitslag wordt de diagnostiek automatisch uitgebreid met een VDRL bepaling (maat voor activiteit) en een immunblot voor confirmatie van de antistoffen. Heeft iemand éénmaal lues doorgemaakt dan houdt deze levenslang een positieve antistof bepaling en wordt voor het aantonen van een relapse of reïnfectie alleen de VDRL nog ingezet. Respons op therapie wordt vervolgd met de VDRL titer. In specifieke omstandigheden (bijvoorbeeld zeer vroege infectie waarbij nog geen antistoffen aantoonbaar zijn) kan het zinvol zijn de treponema bacterie direct aan te tonen door middel van nucleïnezuur detectie (PCR). Er wordt geen donkerveldmicroscopie meer uitgevoerd in de microbiologisch laboratorium. Bij een verdenking op oculaire lues kan een PCR op oogvocht uitgevoerd worden.
Een neurolues wordt gediagnosticeerd op basis van het klinisch beeld samen met laboratoriumdiagnostiek op liquor én serum (VDRL, leucocyten, IgG-index en albuminequotient). Voor het berekenen van de indexserologie (IgG-index, albuminequotiënt) is altijd serum nodig, afgenomen op bij voorkeur dezelfde dag als de liquor. De diagnostiek in liquor naar leucocyten, IgG-index en albuminequotiënt wordt uitgevoerd op het centraal diagnostisch laboratorium (CDL) in het UMCU. Het virologisch laboratorium bepaald de aanwezigheid van treponema-specifieke antistoffen in serum en VDRL in liquor en serum.