Altijd familieonderzoek bij hartspierziekte ARVC
Altijd familieonderzoek bij hartspierziekte ARVC
De hartspierziekte ARVC wordt meestal ontdekt rond de leeftijd van 35 jaar, veelal bij sportieve mensen. Vaak zijn er dan ernstige hartritmestoornissen, soms zelfs met plotse hartdood. Bij twee derde van de patiënten wordt de oorzaak in het DNA gevonden. “Die aanleg wordt vrijwel altijd van generatie op generatie overgeërfd, ook al hebben lang niet alle familieleden klachten”, zegt arts-onderzoeker Freyja van Lint. “Dat is verraderlijk. DNA-onderzoek in de familie is belangrijk. Vroege opsporing kan ernstige klachten voorkomen.”
Bij de hartspierziekte ARVC (
Aritmogene Rechter Ventrikel Cardiomyopathie
) is de hartspier deels vervangen door bind- en vetweefsel. Daardoor is er een verhoogd risico op hartritmestoornissen. Deze kunnen levensbedreigend zijn. ARVC is in Nederland jaarlijks verantwoordelijk voor meerdere gevallen van plotse hartdood bij mensen onder de veertig jaar. Sommige van hen zijn ogenschijnlijk gezonde jonge sporters. ARVC komt voor bij een op de duizend tot vijfduizend mensen.
Hartritmestoornissen
De diagnose ARVC wordt gesteld op basis van afwijkingen op het hartfilmpje (ECG), echo, MRI-scan, holteronderzoek en inspanningsonderzoek. Patiënten met ARVC komen onder controle van de cardioloog. Vaak krijgt de patiënt leefregels voorgeschreven, zoals het vermijden van intensieve inspanning en competitiesport. Ritmestoornissen zijn veelal te behandelen met medicijnen. Is het risico op een gevaarlijke hartritmestoornis verhoogd, dan kan bij een patiënt een ICD (
inwendige cardioverter defibrillator
) worden geïmplanteerd. Als het hartritme na een stoornis niet vanzelf herstelt, geeft dit apparaatje een stroomstoot. Dit kan plotseling overlijden voorkomen. In zeer ernstige gevallen kan uiteindelijk een harttransplantatie nodig zijn.
Generaties lang
Bij twee derde van de mensen met ARVC wordt een erfelijke aanleg in het DNA gevonden, een mutatie. “Ons onderzoek laat nu zien dat die aanleg bij 99 procent van de dragers al generaties in de familie voorkomt, ook al heeft lang niet iedereen klachten”, vertelt arts-onderzoeker Freyja van Lint van het UMC Utrecht. “Dat is verraderlijk. Een mutatie voor ARVC kan namelijk al op jonge leeftijd tot ernstige hartritmestoornissen en zelfs tot plotse hartdood leiden, terwijl met preventie en behandeling veel klachten zijn te voorkomen of controleren. Als een erfelijke aanleg voor ARVC wordt vastgesteld, is het advies dan ook om breed
in de familie te doen.
Opa’s en oma’s
Tot nu toe meldt zestig procent van de familieleden van een ARVC-patiënt met een erfelijke aanleg zich nog niet voor DNA-onderzoek, terwijl ze daar wel voor worden uitgenodigd. “De gedachte is nog wel eens: vader en opa zijn al vijftig en tachtig en hebben geen klachten, dus dat is niet nodig. Maar opa’s en oma’s, vaders en moeders, tantes en ooms kunnen wel drager zijn. Ook bij oudere familieleden is DNA-onderzoek dus waardevol”, benadrukt hoogleraar klinische genetica Peter van Tintelen (UMC Utrecht). Niet iedereen met een erfelijke aanleg voor ARVC wordt ziek. Ook de mate van ziekzijn wisselt. “Dan lijkt het vaak of er niets aan de hand is, terwijl er bij deze mutatie wel vijftig procent kans is dat je die via je DNA doorgeeft aan kinderen of kleinkinderen”, zegt hij.
Het is daarom belangrijk dat familieleden zich laten testen op de aanleg
en voor controle naar de cardioloog gaan, ook als zij gezond lijken.
Overerving
De onderzoekers gingen na hoe vaak er bij ARVC sprake is van overerving of van een nieuw ontstane mutatie in het DNA. Hiervoor onderzochten ze de gegevens van 501 ARVC-patiënten die de eerste in hun familie waren met de ziekte en patiënt werden bij een van de acht UMC’s in Nederland, het universiteitsziekenhuis van Münster (Duitsland) of dat van Johns Hopkins (Baltimore, VS). Om de overerving te bepalen, is gekeken of familieleden de mutatie ook hebben. Van Lint: “Bijna 99 procent van de patiënten had de mutatie geërfd. Slechts bij een enkeling was sprake van een nieuwe mutatie.” Ook uit dit onderzoek bleek dat weinig familieleden zich lieten testen op de mutatie, terwijl ze wel een risico lopen om de ziekte te krijgen of de mutatie door te geven.
Dezelfde verre voorouder
De onderzoekers ontdekten dat in 183 families met ARVC 24 dezelfde mutaties voorkomen. In deze studie is het DNA van deze families vergeleken door het haplotype te meten: een groep genen die samen overerft. “Hebben meerdere families hetzelfde haplotype, dan stammen ze af van dezelfde verre voorouder,” legt Van Lint uit. “We zagen dat zelf families uit heel verschillende landen eenzelfde haplotype deelden. Dit betekent dat de aanleg voor ARVC dan al generaties lang wordt doorgegeven.”
Dit onderzoek werd gesteund door de
,
en de
Nederlandse organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek
(NWO). Een artikel erover is gepubliceerd in
Circulation: Genomic and Precision Medicine
.