Hoe kunnen we het ziekteverloop van kinderen met solide tumoren beter volgen? Om die vraag draait het werk van Lieve Tytgat. Zij is per 1 januari 2024 aangesteld als hoogleraar biomarkers in pediatrische solide tumoren aan het UMC Utrecht. Zij richt zich vooral op het doorontwikkelen van bloed- en urinetests om kinderkanker beter te kunnen vinden en volgen. “Waar nodig en mogelijk kunnen we dan de behandeling sneller aanpassen.”
Kinderen die behandeld worden voor kanker krijgen regelmatig een scan. Bijvoorbeeld om in de gaten te houden hoe de tumor reageert op de behandeling. Of om te bepalen of het kind in aanmerking komt voor een nieuwe, doelgerichte therapie. Maar zulke scans zijn niet altijd nauwkeurig genoeg: een heel kleine tumor kan worden gemist, terwijl dat er wel op kan wijzen dat de kanker weer is gaan groeien.
Zoeken naar sporen
“We hebben dus betere manieren nodig om de aanwezigheid van kankercellen op te sporen”, vertelt Lieve, die werkt als kinderoncoloog en onderzoeksgroepsleider in het Prinses Máxima Centrum. “Daarvoor kunnen we gebruikmaken van de sporen die een tumor afgeeft in het lichaam. We weten namelijk dat losse kankercellen en stukjes erfelijk materiaal van de tumor in het bloed of de urine terechtkomen.”
In haar onderzoek en binnen haar hoogleraarschap wil Lieve erachter komen welke van die sporen uniek zijn voor verschillende soorten kinderkanker. Die kunnen dan worden gebruikt om een bloed- of urinetest te ontwikkelen. Daarmee kunnen artsen de kanker sneller signaleren, monitoren en de behandeling van het kind aanpassen.
Bloed- of urinetests – samen vloeibare biopsieën genoemd – vormen één van de totale set aan middelen om zogeheten ‘biologische markers’, oftewel ‘biomarkers’, te vinden. Dat zijn, simpel gezegd, stofjes die een aanwijzing geven voor een mogelijke aandoening. Door meer biomarkers te definiëren, kunnen ziekten sneller worden opgespoord. Vooral wanneer ze gecombineerd worden met andere manieren om de ziekte te traceren en te volgen.
“Als arts in de spreekkamer zorg ik altijd dat ik een totaalbeeld van een kind krijg”, vertelt Lieve. “Ik weet dat testuitslagen elkaar kunnen tegenspreken, of soms niet eenduidig zijn. Daarom kijk ik in mijn onderzoek natuurlijk ook nog naar andere markers, bijvoorbeeld met behulp van MIBG-scans (scans om neuroendocriene tumoren op te sporen – red.). Hoe kunnen we van al die verschillende metingen steeds meer leren over de ziekte van de patiënt? En hoe kunnen we de vertaling van innovaties uit onderzoek naar de kliniek versnellen?”
Met één been in beide werelden
Lieve leidt een onderzoeksgroep, maar werkt ook in de dagelijkse ziekenhuispraktijk. Zij is als kinderoncoloog gespecialiseerd in solide tumoren. Dat zijn gezwellen die in een orgaan of weefsel ontstaan, in tegenstelling tot kanker in het bloed of lymfevloeistof. Vooral de zeldzamere solide tumoren zijn vaak moeilijk te vinden en te volgen. Zoals neuroblastomen, die groeien in het zenuwweefsel buiten de hersenen. Of rhabdomyosarcomen, die zich bevinden in de spieren.
Lieve vindt het heel belangrijk om kliniek en fundamenteel onderzoek te blijven combineren.
“Naarmate er technisch steeds meer mogelijk is, bestaat het risico dat de kloof tussen de zorg en het fundamentele onderzoek groter wordt”, merkt Lieve op. “Het is belangrijk om klinisch onderzoekers te hebben die, net als ik, dagelijks met één been in beide werelden staan. Als je bijvoorbeeld de nieuwste inzichten in genetische afwijkingen in kinderkanker goed wilt toepassen, moet je die kennis ook kunnen koppelen aan verschillen op scans en andere metingen in de kliniek. Zeker als het gaat om een kleine groep kinderen bij wie de behandeling veel beter of slechter aanslaat. Door zulke verschillen uit te pluizen, kunnen we heel veel leren om te komen tot betere behandelingen.”
Internationaal samenwerken
Om behandelingen te verbeteren, is het ook belangrijk om veel samen te werken met het buitenland. “Op wetenschappelijk niveau werk ik veel binnen een internationaal kader. Dat is vooral belangrijk bij zeldzame ziekten en voor alle vormen van kinderkanker”, aldus Lieve. “Binnen mijn leerstoel zal ik dankzij internationale samenwerking sneller, grotere groepen kinderen kunnen onderzoeken. Zo hoop ik bepaalde biomarkers ook sneller naar de zorgpraktijk te brengen, zodat uiteindelijk de kinderen hier direct profijt van hebben.”
Maatschappelijke mijlpaal
Ook op maatschappelijk vlak betekent het hoogleraarschap veel voor Lieve. “Het is voor mij persoonlijk een echte mijlpaal, ik ben supertrots op deze benoeming. Ik begeleid als onderzoeksgroepsleider een groot aantal jonge onderzoekers bij hun promotie. Ik ben heel blij dat ik nu als hoogleraar die reis tot aan de verdediging van hun proefschrift samen met hen kan afmaken. Daarnaast vind ik het – ook voor alle jonge mannen en vrouwen die nu werken als promovendus of postdoctoraal onderzoeker – belangrijk om bij te dragen aan de verhoging van het aantal vrouwelijke hoogleraren.”