Voor het onderzoek gaat u naar een kleedruimte waar u uw onderkleding uit doet. Daarna neemt de laborant u mee naar de onderzoekkamer. Een radioloog en een laborant voeren het onderzoek uit. Als u nog geen blaaskatheter heeft, wordt deze op de radiologie door de radioloog ingebracht. Om het inbrengen te vergemakkelijken wordt de katheter vochtig gemaakt met een gelei waarin een verdovingsmiddel zit. Toch kan het inbrengen soms wat gevoelig zijn. Als de katheter is ingebracht, wordt een klein ballonnetje in de katheter opgeblazen, zodat deze op zijn plek blijft.
Via deze katheter laten wij het contrastvloeistof de blaas inlopen. Om een zo duidelijk mogelijk beeld van blaas en urinebuis te verkrijgen, probeert de radioloog de blaas zo ver mogelijk te vullen. Geef op tijd aan wanneer het voor u onaangenaam wordt. Tussendoor worden af en toe röntgenopnames gemaakt van de blaas.
Voor sommige vraagstellingen is het van belang dat er röntgenopnames tijdens het plassen gemaakt worden. Wanneer de blaas helemaal vol is, wordt u gevraagd te plassen in een urinaal. De onderzoekstafel kan hiervoor rechtop worden gezet.