Wie, wat, waar schizofrenie
“Stel je voor: je hebt een enorme jetlag en je moet naar je werk. Dat gevoel van watten in je hoofd, een totaal gebrek aan concentratie; zo stel ik me voor hoe een schizofreniepatiënt zich voelt. En niet even, maar altijd.” Hoogleraar psychiatrie Iris Sommer
Schizofreniepatiënten hebben ook psychoses, die met medicatie bij de meesten aardig te voorkomen zijn. Maar bovenstaand gevoel is voor een groot deel van de patiënten enorm verstorend; en daar is nog niks tegen te doen. “Door die moeilijkheden met nadenken lukt het slechts tien procent van de schizofreniepatiënten om een betaalde baan te hebben,” vertelt Sommer. “Sommigen kunnen hierdoor niet zelfstandig wonen.” De laatste jaren is duidelijk geworden dat hoe eerder je start met de behandeling, hoe minder heftig schizofrenie zich ontwikkelt. “Dat heeft te maken met de plasticiteit van het brein. Hoe jonger je bent, hoe meer zich dat nog kan aanpassen. Daarnaast levert iedere psychose hersenschade op. Dus hoe beter je die kunt voorkomen, hoe minder schade.”
Onderzoek uitklapper, klik om te openen
Uit wetenschappelijk onderzoek wordt duidelijk dat het immuunsysteem een rol speelt bij schizofrenie. “We zien subtiele verschillen in het immuunsysteem in de hersenen van schizofreniepatiënten. Bepaalde genen lijken net een duwtje in de verkeerde richting te geven. We doen nu onderzoek naar het effect van een cholesterolverlagend middel dat het immuunsysteem in de hersenen remt. Van een ander ontstekingsremmend middel – aspirine – zagen we eerder een positief effect bij patiënten met schizofrenie.” Een andere onderzoekslijn is die naar de onderlinge verbinding in de hersenen. Het blijkt dat bij deze patiënten de belangrijke centrale hersengebieden minder goed met elkaar samenwerken dan bij gezonde proefpersonen.
In de genen uitklapper, klik om te openen
En dan is er genetisch onderzoek. Onlangs werden in een grote studie – waar ook het UMC Utrecht bij betrokken is – meer dan honderd genen gevonden die met schizofrenie te maken hebben. Elk gen wijst naar een onderliggend mechanisme dat weer een mogelijke aanwijzing biedt voor nieuwe behandeling. “De afgelopen twintig jaar is er heel veel onderzoek gedaan naar de hersenen. Dit kon dankzij nieuwe technieken als de mri-scan en genenonderzoek. Al dit onderzoek heeft ons meer inzicht in de hersenen gegeven en behoorlijk wat puzzelstukjes opgeleverd. Nu zijn we met die puzzelstukjes aan de slag voor een daadwerkelijke behandeling. Ik verwacht dat we de komende jaren enkele grote stappen kunnen zetten.”

Iris Sommer
Hoogleraar psychiatrie